Ezekiel 33:2-4

Inleiding

Met Ezechiël 33 begint het vierde hoofddeel van dit boek (Ezechiël 33-39). Dit deel gaat over de toekomstige heerlijkheid van Israël en kan als volgt worden ingedeeld:

1. De trouwe wachter en de trouwe Herder (Ezechiël 33-34).

2. Een vernieuwd land (Ezechiël 35-36).

3. Een vernieuwd volk (Ezechiël 37).

4. Verdelging van de laatste vijand (Ezechiël 38-39).

De plicht van de wachter

Na de oordeelsaankondigingen over zeven vijandige volken herneemt Ezechiël hier weer zijn taak als profeet met betrekking tot Gods volk. Het woord van de HEERE komt tot hem (Ez 33:1). De HEERE wijst hem opnieuw op zijn verantwoordelijkheid als wachter (Ez 33:2; Ez 3:16-21). Zijn eerdere waarschuwingen voor de komst van het oordeel door de koning van Babel, zijn uitgekomen, maar het hart van het volk is er niet door veranderd. Vandaar dat nieuwe oordelen en vooral ook het eindoordeel de onboetvaardigen te wachten staan en vandaar dat Ezechiël moet doorgaan met waarschuwen. Ook wij zijn er nooit klaar mee om de mensen te waarschuwen voor het oordeel dat komt, ook al zijn er nog zoveel oordelende handelingen van God geweest.

Ezechiël moet het woord richten tot zijn volksgenoten en hun opnieuw de rechtvaardigheid van de HEERE voorhouden. Dat moet hij doen aan de hand van een voorbeeld uit het dagelijks leven dat door iedereen te begrijpen is. Wanneer de HEERE aankondigt dat Hij het zwaard brengt, dat een vijandig volk in aantocht is, dan is het een goede zaak als de bevolking een wachter aanstelt. Zij kiezen iemand uit hun omgeving die betrouwbaar is en de omgeving kent. Als die man de vijand ziet komen, zal hij een alarmsignaal op de bazuin blazen en daarmee het volk waarschuwen dat de vijand eraan komt (Ez 33:3; vgl. Am 3:6a).

Op het blazen van de bazuin zijn twee reacties mogelijk: negeren of luisteren. Wie zich niets aantrekt van het geluid van de bazuin en gedood wordt, heeft dat alleen aan zichzelf te wijten (Ez 33:4). Hij is eigenwijs geweest en heeft zich niet laten waarschuwen (Ez 33:5). Het is zijn eigen schuld dat hij gedood is. Wie zich echter laat waarschuwen, wordt niet gedood, maar redt zijn leven.

Het is ook mogelijk dat de wachter ontrouw is en niet op de bazuin blaast als hij het zwaard ziet komen (Ez 33:6). Een dergelijke wachter is een lafaard of een verrader. Hij denkt alleen aan zichzelf en vlucht uit lijfsbehoud of heult met de vijand. Als het zwaard komt en mensen doodt, sterven die mensen wel in hun eigen ongerechtigheid, maar de wachter is schuldig. Het oordeel komt onherroepelijk. Mensen die omkomen, hebben dat aan zichzelf te wijten omdat ze in ongerechtigheid hebben geleefd, maar de wachter heeft ook zijn verantwoordelijkheid.

God heeft er geen behagen in om mensen te straffen. Daarom laat Hij hen waarschuwen. Als de wachter niet waarschuwt, zal Hij het bloed van zijn hand eisen. Dit soort wachters herkennen we in onze tijd in predikers die alleen maar liefde prediken, maar geen waarschuwing voor het oordeel uitspreken of zelfs het oordeel loochenen. Zij zijn verraders en heulen met de vijand van God. Mensen die naar deze predikers luisteren, komen om in hun eigen ongerechtigheid, maar de predikers zullen door God ter verantwoording worden geroepen en voor hun nalatigheid worden geoordeeld.

Dan richt de HEERE het woord tot Ezechiël persoonlijk en zegt tegen hem dat Hij hem tot wachter over het huis van Israël heeft aangesteld (Ez 33:7). Dat toont een verschil met de wachter uit de vorige verzen, want die is door het volk aangesteld (Ez 33:2). Ezechiël moet als een trouwe wachter handelen en Israël namens de HEERE waarschuwen. De HEERE houdt hem de grote verantwoordelijkheid voor die deze taak inhoudt. Hij zegt tegen hem dat het oordeel over de goddeloze vastbesloten is, maar ook dat de goddeloze gewaarschuwd moet worden (Ez 33:8).

Als Ezechiël de goddeloze niet waarschuwt, staat hij schuldig aan het oordeel dat de goddeloze treft. Die goddeloze sterft wel in en vanwege zijn eigen ongerechtigheid, maar het wordt Ezechiël aangerekend dat hij hem niet heeft gewaarschuwd. Heeft Ezechiël de goddeloze wel gewaarschuwd, maar deze doet niets met die waarschuwing, dan is Ezechiël vrij van het bloed van de goddeloze en hij heeft zijn eigen leven gered (Ez 33:9; vgl. Hd 20:26-27; 1Ko 9:16). De verantwoordelijkheid van de wachter wordt sterkt benadrukt.

Copyright information for DutKingComments