Ezekiel 33:31

Horen, maar niet doen

De HEERE laat Ezechiël weten dat de ballingen, zijn volksgenoten, druk over hem praten (Ez 33:30): ‘Ezechiël heeft dan toch maar helemaal gelijk gehad met zijn voorspellingen van de ondergang van Jeruzalem. Dan is hij de man bij wie we moeten zijn om het woord van de HEERE te horen.’ Ezechiël is ineens populair. De HEERE waarschuwt hem ervoor dat hij zich niet moet vergissen in de menigte die naar hem toe komt (Ez 33:31). Ze komen wel massaal naar hem toe en vleien hem enorm, maar hun hart is vol van winstbejag. De oproep tot bekering wordt door hen niet ernstig genomen, het gaat erom dat iets hun voordeel oplevert (vgl. Ez 22:13; 27).

Het is een grote valstrik voor een dienaar van God als mensen graag naar hem toekomen omdat hij zo mooi kan spreken over de Heer. Zo komen ze naar Ezechiël (Ez 33:32). Hij kan het zo mooi zeggen. Maar de inhoud van de woorden van de profeet doet helemaal niets met hen. Zij staan daar niet voor open. Ze horen wel zijn woorden, maar voor de betekenis ervan zijn ze doof. Ze zijn hoorders, maar geen daders van het woord (Jk 1:22-25; Mt 7:24-27).

Het is een zaak van grote droefheid voor iedere waarachtige dienaar van de Heer als er wel graag naar hem wordt geluisterd, maar zijn woorden geen uitwerking in het hart en leven van de luisteraars hebben. De reactie moet niet zijn: ‘Wat heeft die man een kennis’, maar: ‘De Heer heeft duidelijk tot me gesproken. Nu weet ik wat ik moet doen.’

Het gesproken woord van de HEERE zal niet leeg terugkeren (Ez 33:33; vgl. Js 55:11; Hb 6:7-8). Al is er op het moment zelf geen ootmoedig buigen voor wat Hij door Zijn dienaar heeft gesproken, de tijd komt dat alles wat in Zijn Naam gesproken is, erkend zal worden. Dan zullen allen die het hebben gehoord, moeten erkennen dat er een profeet in hun midden is geweest.

Copyright information for DutKingComments