Ezekiel 41:22

Het altaar in de tempel

Dan wordt de aandacht gericht op het enige voorwerp dat in de tempel schijnt te staan, “het houten altaar”. Het is een ander altaar dan het brandofferaltaar, want dat staat in de voorhof (Ez 43:13-17). Deze twee altaren zijn de enige voorwerpen in het hele tempelgebouw die expliciet worden genoemd: een altaar in het heiligdom en een altaar in de binnenste voorhof.

Dit altaar heeft een positie waar in de tabernakel en in de tempel van Salomo het gouden reukofferaltaar heeft gestaan (Ex 30:1-2; 1Kn 7:48). Alleen is dit altaar groter en alleen van hout. Op het materiaal wordt extra nadruk gelegd door in de beschrijving ervan er nog eens op te wijzen dat de hoeken, de lengte en de zijden “van hout” zijn.

Er is bij de beschrijving van dit altaar geen sprake van goud, wat wel het geval is bij het reukofferaltaar in de tabernakel en in de tempel, want die worden er beide mee overtrokken (Ex 30:3; 1Kn 6:20). Dit wil echter niet zeggen dat het niet zal worden gebruikt. De profeet Haggaï zegt dat de laatste heerlijkheid van het huis – waarmee hij wijst op de tempel die hier wordt beschreven – groter zal zijn dan de eerste heerlijkheid van het huis. Daarmee verwijst hij naar de tempel van Salomo (Hg 2:10). Daaruit valt op te maken dat het niet ondenkbaar is dat er bij de daadwerkelijke bouw edelmetalen zullen worden gebruikt.

De hele ruimte is leeg, op dit kleine altaar na. Het is het enige voorwerp in het heilige. In het allerheiligste is geen ark, maar daar woont de heerlijkheid van de HEERE. In het heilige van de tabernakel en de tempel zijn ook nog de tafel van de toonbroden en de kandelaar. Die ontbreken hier. Hier is slechts sprake van het altaar. Hier onderbreekt de Man voor de derde keer het stilzwijgen door op te merken dat dit altaar “de tafel” is “die voor het aangezicht van de HEERE zal zijn”.

Uit wat Hij over het altaar zegt, blijkt dat het om gemeenschap met God gaat. Een tafel is een beeld van gemeenschap. Van de tafel zegt Hij dat deze “voor het aangezicht van de HEERE zal zijn”, waardoor Hij er de nadruk op legt dat het gaat om gemeenschap met God, om gemeenschap in Zijn tegenwoordigheid. Het gaat vooral om wat het altaar voorstelt, de symboliek ervan, en die duidt op het naderen tot God om gemeenschap met Hem te hebben.

Het is opmerkelijk dat dit altaar “tafel” wordt genoemd. Zo wordt ook het brandofferaltaar genoemd (Ez 44:16; vgl. Ml 1:7; 12). Zoals gezegd, spreekt een tafel van gemeenschap. Het is dan ook niet verwonderlijk dat Paulus dit beeld gebruikt in verbinding met de viering van het avondmaal en daarbij spreekt over “de tafel van de Heer” (1Ko 10:21). Daar is, in tegenstelling tot bij de tafel (houten altaar) in de tempel in het vrederijk, wel een volk dat samenkomt en gemeenschap heeft met elkaar en met God en met de Heer Jezus.

Wat bij dit houten altaar opvalt, is dat we niet lezen over priesters die aan dit altaar dienstdoen. We kunnen ons afvragen waarom dat altaar, die tafel, daar dan staat. De algemene gedachte bij een ‘altaar’ is ‘offeren’ en bij een ‘tafel’ is dat ‘gemeenschap’. Deze ‘altaar-tafel’ staat daar om God offers te brengen en daarin gemeenschap met Hem tot uitdrukking te brengen. Maar de priesters komen daar niet. Het lijkt alsof God in deze tempel aangeeft dat, hoe bevoorrecht de priesters die tot de familie van Zadok behoren in het vrederijk ook zijn, er iets is wat voor deze aardse priesters niet is weggelegd.

Er is een binnenst heiligdom met een symbolisch altaar dat aangeeft dat er in het binnenst heiligdom een gezelschap is dat op grond van het offer van Christus met God gemeenschap heeft, rondom de Heer Jezus. Het is de tafel die voor Zijn aangezicht staat. Dit is het voorrecht van de gemeente. Dat mag nu al werkelijkheid zijn als de gemeente samenkomt.

Copyright information for DutKingComments