Ezekiel 6:9

Een overblijfsel

Hoewel het oordeel zo hevig is, belooft God dat er zullen “overblijven” (Ez 6:8). Hier is te midden van alle ontrouw en waarschuwingen een eerste verwijzing naar een overblijfsel en daarmee naar herstel. Dit overblijfsel zal wel verstrooid worden, maar onder de heidenvolken waar ze dan zullen zijn, zullen ze tot bekering komen en aan de HEERE denken (Ez 6:9; vgl. Jr 51:50; Zc 10:9).

Hij heeft hen moeten verstrooien omdat zij Zijn hart hebben gebroken door de afdwalingen van hun hart waardoor hun ogen in hoererij achter hun stinkgoden aan zijn gegaan. De afgoderij van Israël wordt voorgesteld als hoererij, als ontrouw aan het huwelijksverbond tussen de HEERE en Zijn volk (vgl. Ex 34:15; Hs 1:2). Hun ogen spelen een grote rol in hun ontrouw aan God (Ez 18:12; 15; Ez 20:24; vgl. Nm 15:39). Door de ogen is de zonde in de wereld gekomen: Eva zag (Gn 3:6).

Als het volk door Gods werk in hen tot inkeer komt, zullen ze van zichzelf walgen om al hun gruweldaden, om al hun walgelijke afgodische praktijken. Dit walgen van zichzelf moeten ook wij kennen om werkelijk de Heer te kennen en lief te hebben.

Ook dit gedeelte eindigt met “dan zullen zij weten dat Ik de HEERE ben”, een wetenschap die hier niet door het oordeel komt, zoals in Ez 6:7, maar door de genade die hen tot bekering heeft gebracht (Ez 6:10). Ze zullen erkennen dat Hij volkomen rechtvaardig met hen heeft gehandeld. De volle vervulling hiervan zal door het overblijfsel in de eindtijd worden ervaren.

Copyright information for DutKingComments