Ezekiel 8:18

Het oordeel van de HEERE

Weer vraagt de HEERE aan Ezechiël of hij, mensenkind, het heeft gezien (Ez 8:17). Hij betrekt hem in Zijn waarneming. Hij betrekt hem ook in Zijn beoordeling als Hij aan hem vraagt of het huis van Juda het nog wel erger kan maken dan wat ze nu doen met deze gruweldaden. Dit slaat toch alles? Erger kan toch niet? Als Ezechiël misschien wat aarzeling heeft gehad om het oordeel aan te kondigen, dan is hij door wat de HEERE hem heeft laten zien toch wel overtuigd van de rechtvaardigheid ervan.

Het geweld dat het land vult, is door hen veroorzaakt. Ze hebben de HEERE tot toorn verwekt, niet zomaar eens een keer of af en toe, maar steeds opnieuw, continu. Daarbij steken ze ook nog “wijnranken in hun neus” of, zoals het ook kan worden vertaald, “wijnranken in Mijn neus”. De betekenis ervan is onduidelijk. Gezien het verband en de verontwaardiging van de HEERE over dit gebruik, kunnen we denken aan een buitengewoon stuitend en verwerpelijk gebaar naar Hem. We kunnen dit misschien vergelijken met uitdrukkingen die wij kennen, zoals verachtelijk de tong naar Hem uitsteken, een lange neus naar Hem trekken of obscene gebaren met handen en vingers naar Hem maken.

De HEERE kan niet anders dan in Zijn grimmigheid met hen handelen (Ez 8:18). Dat zal een volkomen gerechtvaardigd handelen zijn. Hij zal daarbij niemand ontzien en met niemand medelijden hebben. Ze hebben het er zelf naar gemaakt. Als ze dan luid tot Hem roepen, zal Hij niet naar hen luisteren. De tijd dat Hij luistert, is voorbij omdat zij nooit naar Hem hebben geluisterd.

In dit hoofdstuk is de diagnose gesteld. Er is vastgesteld hoe verschrikkelijk het met het volk gesteld is. God moet Zijn volk oordelen. Hij heeft geen alternatief. Het oordeel wordt in het volgende hoofdstuk voorgesteld. Het is nog niet het daadwerkelijke oordeel. Ezechiël is nog steeds in visionaire toestand. Het werkelijke oordeel komt, wanneer Nebukadrezar de stad Jeruzalem zal verwoesten.

Copyright information for DutKingComments