Ezra 2:62-63

Wie hun afkomst niet konden bewijzen

Zeventig jaar Babel heeft bij sommigen de gedachte aan het erfdeel en de priesterlijke voorrechten in hun harten verzwakt. Als wij beide niet waarderen, verliezen we in praktische zin het recht erop. God weet wel wie bij Hem horen. Hij kent de Zijnen. Maar wij moeten ‘ons geslachtsregister’ bewijzen door ons te onttrekken aan ongerechtigheid en te jagen naar … (2Tm 2:19-22).

In het land van ballingschap is niet veel zorg besteed aan de aanspraken en bevoegdheden. Dat breekt sommigen nu op. Wie zijn geslachtsregister niet kan tonen, kan niet deelnemen aan het werk en priesters kunnen hun dienst niet verrichten. Er wordt niet tegen hen gezegd dat ze geen priester zijn, maar ze moeten wachten tot het bewezen wordt, dat wil zeggen tot de tijd dat God het kan duidelijk maken.

Voor ons betekent het dat een bepaalde belijdenis alleen niet voldoende is. In een tijd waarin Babel heerst en daaruit bevrijding plaatsvindt, is het van belang dat Gods Woord ons de weg wijst in het ontvangen van gelovigen als priester aan ‘het altaar’, dat is de tafel van de Heer. Elk gevaar van vermenging met de (christelijke) wereld moet worden onderkend en mag niet plaatsvinden.

In de eerste dagen van de gemeente durfde niemand zich bij de gemeente te voegen die er niet bij hoorde (Hd 5:13). De Geest kan dan nog krachtig werken. Het bewijs leveren dat iemand bij de gemeente hoort, is in die goede toestand niet nodig. Die tijd is echter allang voorbij.

Wat in Babel is nagelaten, is nu noodzakelijk om te handhaven. Ze willen onvermengd Israël blijven, nu ze hebben gevoeld wat het betekent met de volken te doen te hebben. Ze hebben de slechtheid en macht ervaren van hen bij wie ze vroeger hulp hebben gezocht.

“De allerheiligste dingen” waarvan mag worden gegeten (Ea 2:63), zijn het graanoffer (Lv 6:17), het zondoffer (Lv 6:25-26) en het schuldoffer (Lv 7:6). Dat er geen priester is met urim (urim betekent ‘lichten’) en tummim (tummim betekent ‘volmaaktheden’), is zwakheid. Er is ook geen aanmatiging van een kracht die ze niet bezitten. Er is getrouwheid om te wachten tot die priester komt.

Voor ons is die Priester, de Heer Jezus, al opgetreden. In de toekomst, als Gods volk volkomen onbekwaam is enig recht op de zegen te laten gelden, zal Hij er ook zijn. Nu zijn er geen priesters behalve zij die als zodanig door Christus worden erkend (Op 1:6a). Elke onzekerheid wordt opgelost door ermee naar Christus te gaan.

Wij tonen ons ‘geslachtsregister’ onder de gelovigen door onze wandel, de wegen die we gaan, de geest die we openbaren en door te dienen in liefde. Demétrius heeft zo'n getuigenis, Diótrefes niet (3Jh 1:9-10; 12). Als de broeders en zusters geestelijke kenmerken bij ons zien, bewijzen we ons geslachtsregister. Jonge mensen tonen hun geslachtsregister als ze het fijn vinden om bij de heiligen te zijn, belangstelling tonen voor de samenkomsten en wat ze daar horen, lezen wat hen geestelijk opbouwt en zich niet schamen om Christus te belijden.

Copyright information for DutKingComments