Ezra 8:1

Inleiding

Alle werk dat werkelijk van God is, moet worden beproefd. Voor de man van geloof, onderwezen in de gedachten van God, zijn moeilijkheden nooit onoverwinnelijk. Zo’n man van geloof is Ezra, zoals dit hoofdstuk laat zien.

Hoewel het werk van God waarin Ezra en de zijnen betrokken zijn, anders is dan dat van Zerubbabel en de anderen, worden er geen nieuwe beginselen ingevoerd. Ze hanteren dezelfde beginselen als zij die eerder in het land zijn gekomen. Ze houden zich aan wat ze hebben geleerd uit het Woord van God. Er wordt geen nieuw centrum bedacht of een nieuwe plaats van eredienst gekozen. Daarom gaat Ezra naar Jeruzalem.

Ze zullen spoedig zien dat zij, die hen zijn voorgegaan, gefaald hebben in wat hun is toevertrouwd. Falen vraagt om gepaste dienst, om vermaning en correctie tot gerechtigheid. Valse beginselen en een valse positie vormen geen basis voor herstel, maar moeten worden opgegeven.

De lijst met Ezra’s reisgenoten

Ea 8:1 sluit onmiddellijk aan op het laatste vers van het vorige hoofdstuk. Bij de familiehoofden is er ernstige zorg voor Gods huis en dat in een tijd dat zij, die eerder door God uit Babel zijn bevrijd, ontrouw zijn geworden. Waaruit die ontrouw bestaat, zullen we in Ezra 9 zien.

Het geslachtsregister (Ea 8:2-14) laat zien hoe waardevol voor God de namen zijn van hen die nu aan Zijn oproep gehoor geven en optrekken naar Jeruzalem. Hij schrijft altijd aan Zijn volk toe wat Hij Zelf in genade in hun harten werkt. Nooit vergeet Hij wat er in geloof en onderworpenheid aan Zijn Woord is gebeurd.

Enkele nakomelingen van Adonikam, de jongsten, krijgen een aparte vermelding (Ea 8:13). Bij de eerste terugkeer is een deel, dat is de oudere generatie, al meegegaan (Ea 2:13). Nu gaan met Ezra de jongste nakomelingen terug. Gods waardering voor hun terugkeer zien we in de vermelding van hun namen. God wenst dat hele geslachten hun plaats in het land innemen.

Copyright information for DutKingComments