Galatians 3:21

Wet en belofte

Gl 3:15. Paulus wordt er niet moe van om de Galaten te overtuigen hoe dwaas en gevaarlijk het is om de wet een plaats te geven in hun christen-zijn. Hij gaat nu een vergelijking maken tussen de wet aan de ene kant en de belofte aan de andere kant. Het is prachtig om te zien hoe hij de Galaten benadert. Hij begint met het bemoedigende “broeders”, want dat zijn zij, ondanks hun openstaan voor de invloeden van de Judaïstische dwaalleraren. Hij laat hun daarmee zijn verbondenheid met hen voelen.

Vervolgens doet hij een beroep op hun gezonde verstand en verwijst naar het intermenselijk verkeer. Het is toch niet zo, stelt hij, dat je een afspraak met iemand zomaar kunt veranderen? Zeker niet als die afspraak nog eens schriftelijk is vastgelegd en met een officiële handtekening is bekrachtigd. Iedereen die een beetje logisch kan denken, zal zeggen: Natuurlijk kan dat niet.

Gl 3:16. Welnu, gaat Paulus verder, aan Abraham werden beloften gedaan en aan zijn zaad. Op dit punt aangekomen gaat Paulus even in op het zaad van Abraham voordat hij het verschil tussen de wet en de belofte nader gaat uitwerken. Het woord ‘zaad’ vraagt enige toelichting. In het meervoud betekent het ‘nageslacht’ en in het enkelvoud betekent het ‘nakomeling’. De toevoeging hier maakt duidelijk dat het om het laatste gaat. Daar komt nog bij dat duidelijk wordt aangegeven Wie die Nakomeling is, namelijk Christus. In Hem worden alle beloften van God vervuld. Christus was op het moment dat de wet gegeven werd nog niet gekomen. Dat betekent dat de beloften onverkort bleven bestaan.

Gl 3:17. Daarbij komt ook nog dat de wet nota bene meer dan vierhonderd jaar ná de belofte is gegeven. Paulus brengt dit argument naar voren om de onzinnigheid aan te geven om de onvoorwaardelijke beloften van God te koppelen aan de wet, waaraan wél voorwaarden zijn verbonden.

Moet je je voorstellen: Iemand belooft jou dat hij jou over een jaar €1000,00 zal geven. Dat is mooi, zeg je dan, en je verheugt je, naarmate de tijd vordert, steeds meer op de ontvangst van die €1000,00. Na verloop van tien maanden krijg je ineens van de gulle belover te horen dat hij een prestatie van je verwacht waardoor je die duizend euro kunt verdienen. Nu nog mooier, zeg je dan, en je keert je diep teleurgesteld van de mooiprater af. Zo ga je toch niet met elkaar om? Nou, precies zo is het met de wet en de belofte. Als God beloften doet, maakt Hij die een poosje later niet afhankelijk van prestaties.

Gl 3:18. Je voelt wel aan dat belofte en wet elkaar uitsluiten. Ze hebben niets met elkaar te maken. Daarom staat er ook zo mooi dat God de belofte van de erfenis aan Abraham heeft “geschonken”. Wat die erfenis inhoudt, wordt hier niet verteld. Je mag denken aan de hele uitgestrektheid van het land Kanaän waar Israël tijdens het duizendjarig vrederijk zal wonen. Waar het hier om gaat, is hoe die erfenis wordt verkregen: door de wet of door de belofte. Het mag intussen duidelijk zijn dat ze wordt verkregen door de belofte.

Gl 3:19. Maar dan is de vraag gewettigd welke functie de wet dan nog heeft. Het antwoord is: De wet is erbij gevoegd “ter wille van de overtredingen”. Nu moet je goed lezen. Er staat niet ‘ter wille van de zonde’. Hoe zou dat kunnen? God geeft niet iets waardoor de mens een zondaar wordt. De wet maakt juist duidelijk dat de mens een zondaar is, zonder hem te wijzen op een mogelijkheid om te ontkomen aan de straf die op de zonde rust.

Je kunt het vergelijken met een spiegel waarin je ziet dat je vuil bent. De spiegel toont aan dat je vuil bent, maar de spiegel is geen zeep waarmee je die vuiligheid kunt afwassen. Zo toont de wet aan dat je een zondaar bent, maar geeft niet het middel waardoor je van je zonden kunt worden verlost. De verlossing van je zonden kan alleen door het bloed van de Heer Jezus.

Dan komt er nóg een verschil tussen de belofte en de wet. Bij de belofte is het zo, dat God deze rechtstreeks aan Abraham gaf, zonder tussenkomst van iemand anders. Bij de wet is dat anders. God gaf de wet door bemiddeling van engelen in de hand van nog een middelaar, Mozes. Zo kwam de wet bij het volk. Daarom is de belofte groter dan de wet.

Gl 3:20. De belofte toont een genadige, gevende God, Die onvoorwaardelijk alles op Zich neemt om de belofte te vervullen. De mens heeft daar geen enkele invloed op. Daarom staat er ook “God is één”, wat wil zeggen dat Hij als enige partij alle verantwoordelijkheden op Zich neemt om Zijn beloften waar te maken. De wet daarentegen toont een heilige, eisende God Die de mens houdt aan de verplichtingen die deze op zich heeft genomen.

Gl 3:21. Na het voorgaande kan de vraag opkomen of de wet dan in strijd is met de beloften van God. Dat is natuurlijk niet zo. Beide komen ze van God en hoe kan God nu in tegenspraak zijn met Zichzelf? Het antwoord op deze vraag is dat ze beide een verschillende kant van God voorstellen. De wet toont ons Gods gerechtigheid en de belofte laat Gods genade zien. De wet kan niet levend maken omdat de mens een verdorven zondaar is. De wet belooft wel leven, maar kan het niet geven omdat de mens het leven niet verdient. Hij maakt zichtbaar wat er in het hart van de mens is.

Gl 3:22. Daarom kan er gezegd worden dat de Schrift alles onder de zonde heeft besloten. Je leest bijvoorbeeld in Romeinen 3 over de zondigheid van de mens (Rm 3:9-20). Wie zich zijn zondigheid bewust is of wordt, kan bij God terecht voor vergeving. Dan komen de Heer Jezus en het geloof in Hem binnen het gezichtsveld.

De wet of de Schrift stelt zonder enige mogelijke tegenspraak de verdorvenheid van ieder mens vast. Het doel daarvan, “opdat”, is dat de mens zijn toevlucht neemt tot het geloof in Jezus Christus. Daarbij is geen onderscheid. De belofte ligt klaar voor “hen die geloven”, ongeacht of het Joden of heidenen zijn.

Lees nog eens Galaten 3:15-22.

Verwerking: Noem enkele verschillen tussen de wet en de belofte.

Copyright information for DutKingComments