Genesis 1:6

De tweede dag

In het licht dat geschapen is, wordt de heersende ordeloosheid of vormeloosheid gezien. In de ordeloze watermassa van Gn 1:2 gaat God door middel van een scheiding orde aanbrengen. Hij spreekt voor de tweede keer Zijn bevelend “laat er”. Op Zijn bevel ontstaat de dampkring met de constatering “en het was zo”. Hierdoor bevindt zich water onder het gewelf en water boven het gewelf. Het valt op dat hier niet bij staat: ‘En God zag dat het goed was.’ Bij de andere dagen staat dat er wel bij. Wel staat er aan het einde van alle scheppingsdagen, dus inclusief deze tweede dag: “En God zag al wat Hij gemaakt had, en zie, het was zeer goed” (Gn 1:31a).

Deze tweede dag heeft ook zijn betekenis in de geestelijke ontwikkeling van iemand die bekeerd is. Bij zijn bekering krijgt iemand een nieuwe natuur. Hij heeft vanaf dat moment een oude en een nieuwe natuur. Die oude natuur raakt iemand pas kwijt bij de komst van de Heer of bij zijn sterven.

Door onderwijs uit de Bijbel, vooral door de brief aan de Romeinen, leert de bekeerde mens te leven naar zijn nieuwe natuur. Hij leert daar ook wat God met de oude natuur heeft gedaan. Hij leert daardoor dat er een scheiding tussen die twee naturen bestaat. In de praktijk van het geloofsleven kan dit leerproces heel wat conflicten geven (Rm 7:15-19; 24). Maar het is niet Gods uiteindelijk doel met het leven van de gelovige dat hij blijft worstelen en tobben met de oude natuur. Dat blijkt uit de volgende dagen.

Copyright information for DutKingComments