Genesis 12:11-13

Abram in Egypte

Met het vertrek uit Bethel begint voor Abram de afwijking. Hij zoekt een grensgebied op. Het is altijd gevaarlijk als een gelovige in een grensgebied gaat leven. Dat is het terrein waar het gevaar van een geestelijke val wordt getrotseerd. In dat gebied komt honger. In Bethel heeft Abram geen honger gehad.

Abram trekt nog verder weg. Hij gaat de grens over en trekt Egypte binnen. Daarvoor heeft hij geen opdracht van God ontvangen. Hij is overigens niet van plan er te gaan wonen, maar er als vreemdeling te verblijven, voor zolang hij dat nodig acht. Egypte is een beeld van de wereld. Als we dat gebied weer opzoeken, verliezen we God steeds meer uit het oog.

Het resultaat is dat Abram bang wordt dat hem iets zal gebeuren. Zijn vertrouwen op God is weg. Hij bedenkt een smoes om zichzelf veilig te stellen ten koste van zijn vrouw. Hier zien we waartoe de meest Godvrezende gelovige kan komen als hij de plaats verlaat die God hem heeft gegeven. Zijn egoïsme leidt hem ertoe dat hij zijn vrouw Sarai haar ware verhouding tot hem laat loochenen. Hij zet zijn vrouw aan tot leugen. Wat hij zegt, is gedeeltelijk waar (Gn 20:12), maar hij zegt het met het doel om te misleiden.

Het pakt anders uit dan hij heeft gedacht. Hij wil door zijn leugen voorkomen dat hij Sarai kwijtraakt, maar daardoor raakt hij haar juist kwijt. Ironisch genoeg wordt hem omwille van Sarai inderdaad goed gedaan, wat hij als motief voor zijn misleidende voorstel met betrekking tot hun verhouding heeft opgegeven (Gn 12:13; 16). Alle cadeaus die hij krijgt, vergoeden echter niet dat hij Sarai kwijt is. Tevens is hij zijn altaar kwijt, evenals zijn plaats in het land waarheen God hem heeft laten optrekken. Hij is ook de zegen kwijt die aan zijn verblijf in het land voor hem is verbonden.

Wie eenmaal van de weg afdwaalt die God heeft getoond, verliest veel. Ook voor de wereld is iemand die afdwaalt geen zegen. Dat zien we hier ook. Door het gedrag van Abram moet God plagen brengen over de farao en zijn huis. Ten slotte wordt Abram door de farao, we kunnen zeggen de wereld, vermaand. Iets dergelijks zien we in de geschiedenis van Jona (Jn 1:6).

Al met al is de situatie waarin Abram terecht is gekomen een zeer treurige. Het is een grote genade van God dat Hij Abram uit deze situatie redt. Dat is geen eer voor Abram, maar alle eer is aan God.

Copyright information for DutKingComments