Genesis 22:5

Abraham en Izak naar de offerplaats

Abraham begeeft zich op weg naar de plaats die God hem heeft genoemd, nadat hij alle voorbereiding heeft getroffen. Op de derde dag ziet hij die plaats “in de verte”. Dat doet denken aan Gods raadsbesluit waarin is opgenomen dat de Heer Jezus eenmaal zou komen om geofferd te worden. God heeft die plaats altijd al vooruitgezien (1Pt 1:20). Maar het is verbonden met “de derde dag”, dat is de dag die spreekt van de opstanding. God heeft Hem op de derde dag ook opgewekt uit de doden (1Pt 1:21; Mt 16:21; Lk 24:46; 1Ko 15:3-4).

In deze drie dagen heeft Abraham nagedacht over wat God hem heeft gevraagd. In Hebreeën 11 staan daden vermeld die gelovigen in het Oude Testament in het geloof hebben verricht. Alleen van Abraham staat ook vermeld wat hij dacht: “Hij heeft overwogen, dat God machtig was hem zelfs uit [de] doden op te wekken” (Hb 11:18b). Dit bewijst het enorme geloof van Abraham. Hij heeft geen voorbeeld daarvan in zijn omgeving gehad, waaruit hij heeft kunnen zien dat God doden opwekt.

Hij kent God en door die kennis en door na te denken over alles wat God hem heeft beloofd, kan hij maar tot één conclusie komen: ‘Als ik mijn zoon, aan wie God al Zijn beloften heeft verbonden, moet offeren, zal God hem uit de doden opwekken.’ Dit is groot. Dit is het bewijs hoe echt het geloof van Abraham is. Daarom staat er geschreven dat Abraham “op grond van werken gerechtvaardigd” is, “toen hij zijn zoon Izaäk op het altaar geofferd had” (Jk 2:21). De conclusie die daar direct door Jakobus aan wordt verbonden, is: “U ziet dat het geloof samenwerkte met zijn werken en het geloof uit de werken volmaakt werd” (Jk 2:22). Zijn geloof is uit zijn werken gebleken.

In dit geloof heeft hij alle voorbereidingen getroffen. Alle initiatief gaat van Abraham uit. Hij handelt. In beeld zien we hoe alle initiatief van God uitgaat om Zijn Zoon als offer te geven (Jh 3:16; Rm 8:3). We lezen op andere plaatsen ook dat de Zoon Zichzelf heeft gegeven (Gl 2:20), maar het gaat even om het beeld dat hier wordt voorgesteld.

De overwegingen van het geloof van Abraham komen tot uiting in wat hij tegen de knechten zegt: “Als wij ons neergebogen hebben, zullen wij bij jullie terugkeren.” Ook in wat hij tegen Izak zegt, horen wij zijn vertrouwen op God: “God zal Zichzelf voorzien van het lam voor het brandoffer, mijn zoon.

In Gn 22:6 en Gn 22:8, en ook later in Gn 22:19, staat: “Zo gingen zij beiden samen verder.” Dit is ook een prachtige verwijzing is naar het samengaan van de Vader en de Zoon (Jh 8:29a).

Copyright information for DutKingComments