Genesis 31:10-12

Jakob moet terug naar Kanaän

De zonen van Laban zijn net zo hebzuchtig als hun vader. Ze zijn jaloers op het bezit van Jakob en zien zijn bezit als verlies voor henzelf. Ze vergeten dat God hun had welgedaan om Jakob (Gn 30:27b). Zo is de voorspoed van het volk Israël altijd een aanleiding geweest voor de haat van broedervolken.

De zonen van Laban voelen het als diefstal. Ze geven uiting aan hun misnoegen, dat ook op het gezicht van hun vader te lezen is. Jakob let op het gezicht van zijn schoonvader. Gezichten geven vaak aan hoe de toestand van de ziel is (Ne 2:2). Hoe staat ons gezicht? De uitdrukking op ons gezicht moet wel echt zijn en geen schijn (Mt 6:16).

De HEERE spreekt tot Jakob en herinnert hem aan de belofte die hij heeft gedaan (Gn 28:20-22). Eerder is Hij hem verschenen in een droom en heeft in de droom tot hem gesproken (Gn 28:12-13). Hier spreekt Hij voor het eerst rechtstreeks. In totaal spreekt God zevenmaal tot Jakob (Gn 28:12-13; Gn 31:3; 11; Gn 32:24-29; Gn 35:1; 9-13; Gn 46:2).

Jakob bespreekt de zaak met zijn vrouwen. Dat is een goede zaak. Zo moet een man met zijn vrouw bespreken wat hij van plan is en haar betrekken in zijn overwegingen. Jakob wijst erop hoe God met hem bezig is geweest en voor hem heeft gezorgd. Hij geeft God de eer.

Copyright information for DutKingComments