Genesis 37:17-24

Jakob zendt Jozef naar zijn broers

Hoewel “Israël” (Gn 37:13) zijn zonen kent, zendt hij toch Jozef, de zoon van zijn liefde, naar zijn broers. Dat bewijst dat Jakob zijn andere zonen niet verwaarloost ten gunste van Jozef. Ook hierin zien we een prachtig beeld van de Vader Die Zijn Zoon zendt. Zoals Jozef zegt, als zijn vader hem wil zenden: “Zie, hier ben ik”, zo zegt de Heer Jezus bij Zijn komen in de wereld: “Zie, Ik kom … om Uw wil te doen, o God!” (Hb 10:7; 9). Jakob is begaan met de welstand van zijn zonen en ook met de welstand van de kudde (Sp 12:10). Zo is God begaan met het welzijn van Zijn volk en Zijn schepselen.

Jakob meent dat zijn zonen bij Sichem zijn. Als Jozef daar komt, vindt hij hen niet. Dan komt hij een man tegen die hem vraagt wat hij zoekt. Jozef geeft het prachtige antwoord: “Ik ben op zoek naar mijn broers.” Jozef weet dat zijn broers hem niet zo beschouwen, maar hij ziet hen wel zo. Zo is de Heer Jezus ook gekomen tot “het Zijne, en de Zijnen hebben Hem niet aangenomen” (Jh 1:11).

De man vertelt hem waar hij zijn broers kan vinden. Dan gaat Jozef daarheen. Zijn gehoorzaamheid gaat verder dan wat zijn vader hem heeft opgedragen. Hij zou ook hebben kunnen teruggaan met de mededeling dat hij zijn broers niet heeft gevonden op de plaats waar Jakob hem heen heeft gestuurd.

God weet natuurlijk wel in wat voor toestand Zijn volk zich bevindt als Hij Zijn Zoon zendt. De gehoorzaamheid van de Zoon heeft niet verder kunnen gaan dan wat de Vader van Hem heeft gevraagd, want de Zoon heeft in alles uit gehoorzaamheid aan de Vader gehandeld. Tijdens Zijn leven op aarde doet Hij niet meer en niet minder dan volmaakt en volledig gehoorzamen. Hij kan niet anders, want het is Zijn voedsel de wil te doen van Hem Die Hem heeft gezonden (Jh 4:34). In Zijn gehoorzaamheid is geen gradatie.

Het plan om Jozef te doden

Als de broers Jozef zien komen, moeten ze meteen aan zijn dromen denken. Die dromen zijn ook de aanleiding voor hun moordplannen. Ze willen er alles aan doen om te voorkomen dat de dromen van hun broer uitkomen. Ze willen hem vooral doden omdat hij heeft gezegd dat zij zich voor hem zullen buigen. En dat willen ze nooit! Zo is ook de Heer Jezus bewust gedood omdat Hij als Erfgenaam zal heersen en dat willen de leidslieden zelf (Mt 21:38). “Bloeddorstigen haten de vrome” (Sp 29:10a).

In het overleg komt nog wel een protest bij monde van Ruben. Zo is er ook een Nicodémus die bezwaar inbrengt tegen de gang van zaken rond de veroordeling van de Heer Jezus (Jh 7:50-51). Met zijn voorstel voorkomt Ruben dat Jozef wordt vermoord.

Jozef wordt verworpen en verkocht

Jozef wordt in de put gegooid. De broers trekken zich niets aan van de zielsbenauwdheid van hun broer en van zijn smeken om genade (Gn 42:21). De koudheid van hun harten wordt duidelijk als ze na deze daad rustig gaan zitten eten. De gedachte dat ze verlost zijn van zijn mogelijke heerschappij, verschaft hun rust en vrolijkheid (vgl. Op 11:10).

De profeet Amos verwijst in zijn profetie ook naar wat de broers hier doen. Hij gebruikt hun voorbeeld om de houding van het volk tegenover God aan de kaak te stellen. Daarbij gebruikt hij geen zachte taal: “Die wijn uit sprengbekkens drinkt en u zalft met de beste olie, maar om de ondergang van Jozef bekommert u zich niet” (Am 6:6).

Amos wijst er met deze woorden op dat, terwijl Israël zucht onder de gevolgen van de zonde, de inwoners ervan zich overgeven aan zorgeloosheid, genotzucht en gemakzucht. Al de gaven die God hun heeft gegeven, gebruiken ze voor zichzelf. Het najagen van eigen plezier laat de toestand onder Gods volk naar de achtergrond verdringen. Israël is in nood, waarbij de grootste nood dan wel is dat het volk zijn nood niet ziet. Het lacht en danst zijn ondergang tegemoet.

Ook vandaag is men er in de christenheid onverschillig voor hoe de hele gemeente in talloze stukjes is verbrokkeld. Het wordt zelfs goedgepraat met termen als ‘de veelkleurigheid van God’. Het najagen van eigen gemak maakt ons ongevoelig voor het verval in de gemeente en de scheuringen die er zijn.

Als er Ismaëlieten komen, doet Juda het voorstel Jozef te verkopen. De Ismaëlieten zijn afstammelingen van Abraham via Hagar (Gn 16:15). De Midianieten zijn afstammelingen van Abraham via Ketura (Gn 25:1-2). De broers verkopen Jozef aan verwante kooplieden. Ze verkopen hem voor nog minder geld dan een slaaf waard is (Ex 21:32). Hier komt de Judasgeest naar voren, die de Heer Jezus voor geld heeft overgeleverd (Mt 26:14-16).

Ruben heeft wel bedongen dat Jozef niet wordt gedood, maar in een put wordt gegooid. Daarmee meent hij het leven van Jozef te hebben gespaard, want hij wil hem er later weer uithalen en naar zijn vader terugbrengen. Hij zal even afwezig zijn geweest, wanneer de andere broers Jozef verkopen. Als hij ontdekt dat Jozef verkocht is, scheurt hij in wanhoop zijn kleren en verwijt zijn broers dat ze hem het leven ondraaglijk hebben gemaakt. Hier zien we dat bedenkers van kwaad onderling hun eigen plannen volgen en geen enkele rekening houden met elkaar.

Copyright information for DutKingComments