Genesis 9:3-4

God zegent Noach

Noach bevindt zich op een gereinigde, vernieuwde aarde (Ps 104:30b). Hij heeft een offer gebracht. Op grond van dit offer zegent God Noach en zijn zonen. Zegenen is goed van iemand spreken, iemand het goede toewensen. God verzekert hun van Zijn welwillendheid voor hen en van Zijn genadevolle bedoelingen met hen. Alle beloften van God om het goede te geven vloeien voort uit Zijn voornemens van liefde en de raad van Zijn wil (Ef 1:11; Jr 29:11).

Noach krijgt dezelfde opdracht als Adam om vruchtbaar te zijn en de aarde te vervullen (Gn 1:28). Net als Adam krijgt hij ook de heerschappij over de dieren (Gn 1:26; 28). Maar er komt een element bij dat er in het geval van Adam niet was en dat is “vrees en schrik” voor de mens “bij alle dieren van de aarde en bij alle vogels in de lucht, bij alles wat over de aardbodem kruipt en bij alle vissen in de zee”. Dit is het gevolg van de zonde.

Een ander nieuw element is dat aan de mens de dieren tot voedsel worden gegeven. Dat houdt een geestelijke les in: Het leven van de mens is gegrond op het zich voeden met de dood van een Ander (Jh 6:51b). Wie dit gelooft, heeft eeuwig leven (Jh 6:54).

Wie uit overtuiging vegetariër is, dat wil zeggen bewust geen vlees eet om geen dier te hoeven doden, hangt (onbewust?) een leer van demonen aan: “De Geest nu zegt uitdrukkelijk, dat in [de] latere tijden sommigen van het geloof zullen afvallen, terwijl zij zich zullen bezighouden met verleidende geesten en leringen van demonen die in huichelarij leugen spreken en hun eigen geweten hebben dichtgeschroeid. Zij verbieden te trouwen [en gebieden] zich van voedsel te onthouden, dat God geschapen heeft om met dankzegging te worden genuttigd door hen die geloven en de waarheid kennen” (1Tm 4:1-3). Alles is goed en niets is verwerpelijk van wat uit de hand van God komt en ons wordt gegeven om ons mee te voeden (1Tm 4:4).

Het bloed

God weidt uit over het bloed. Hij stelt hier duidelijk dat het bloed het leven voorstelt: “Het leven van het vlees is in het bloed” (Lv 17:11) en daarop heeft Hij alleen het recht. Dat recht geeft Hij nooit op. Daarom geldt het verbod om bloed te eten – bloedworst valt ook onder dit verbod! – nog steeds (Hd 15:29).

Ook geeft God de opdracht aan de mens om iemand die een ander doodt zelf ook te doden. God voorzegt hiermee dat er opnieuw geweld zal worden gepleegd. Hij weet dat het hart van de mens niet veranderd is en ziet tot welke daden de mens weer zal vervallen. Met het oog op het bloedvergieten zegt God dat wie dat doet, diens bloed ook moet vloeien door de hand van een mens. Dit geldt ook voor het geval dat een dier een mens doodt, wat later ook in de wet wordt vastgelegd (Ex 21:28).

Met de opdracht en het recht om bloedvergieten te vergelden legt God iets van Zichzelf (Ps 9:13a; 2Kr 24:22) in handen van – daartoe bevoegde – mensen (Rm 13:1). Hij doet dat omdat wie zich aan een mens vergrijpt, zich vergrijpt aan Zijn beelddrager. Hij doet dat tevens om het kwaad te beteugelen, zodat zich geen toestanden meer ontwikkelen als die waardoor de zondvloed noodzakelijk werd: een aarde vol met geweld (Gn 6:11). Hier vinden we de instelling van de overheid, die de zwaardmacht krijgt (Rm 13:4). Het meest kenmerkende van de overheid is het oordelen van het kwaad.

Als moord als een krenking en schending van het beeld van God in de mens met de dood moet worden bestraft, is het duidelijk dat deze straf niet door iedere willekeurige mens kan worden uitgeoefend. Het is alleen toegestaan aan hen die Gods recht en majesteit op aarde vertegenwoordigen, dat zijn de door Hem ingestelde overheden. Deze vertegenwoordigers worden veelzeggend ook “goden” genoemd (Ps 82:1-2; 6).

Nu God vanwege de aangeboren zondigheid van de mens niet meer dreigt met een verdelgingsoordeel, moet er op een andere manier een dam worden opgeworpen tegen het kwaad. Dat gebeurt door het instellen van regels en geboden, waarop de overheid moet toezien dat ze worden gehandhaafd en waar de overheid bij overtreding moet straffen.

Copyright information for DutKingComments