Habakkuk 2:1-3

Habakuk gaat op zijn wachtpost staan

Na de tweede klacht van Habakuk blijft het even stil. Er komt niet zoals de eerste keer direct een antwoord van de HEERE. Dat brengt Habakuk niet tot vertwijfeling, maar hij gaat op zijn wachtpost staan. Hij spreekt over “mijn wachtpost”, waarmee hij aangeeft dat het een plaats is die hij persoonlijk inneemt. Een wachtpost en een vestingwal zijn verhogingen vanwaar de omgeving kan worden afgespeurd om te zien of zich ergens gevaar aandient. Voor ons betekent dit dat we boven de omstandigheden verheven moeten zijn, dicht bij God, zodat we de dingen kunnen gaan zien vanuit Zijn perspectief en Zijn werk kunnen gaan begrijpen.

Habakuk neemt die verheven plaats in om verwachtend uit te zien naar het antwoord dat God gaat geven. Dit is de gepaste houding als we iets hebben gevraagd. Gehaast als we vaak zijn, nemen we weinig of geen tijd en doen we weinig of geen moeite om op de wachtpost te klimmen en op Gods antwoord te wachten. Maar de volharding moet een volmaakt werk hebben (Jk 1:4). Als het antwoord uitblijft, laten we dan toch verwachtend blijven uitzien. Anders kan het gebeuren dat Gods antwoord komt en wij zien het niet. Laten we opzien en uitzien, zoals Habakuk dat doet. Hij wacht op de dageraad van een nieuwe dag waarin God gaat werken. Hij kijkt uit naar licht in de duistere omstandigheden waarin hij is.

God neemt onze zorgen en moeilijkheden niet zozeer weg, maar Hij voegt iets aan ons leven toe. Hij brengt licht in ons leven in de Persoon van de Heer Jezus. Hij komt in onze omstandigheden. Dan verdwijnen de problemen niet, maar ze gaan er anders uitzien. Ook wij moeten openstaan voor Gods stem om op te merken wat Hij tot ons persoonlijk gaat zeggen in verband met al de vragen die Zijn wegen bij ons oproepen. En op Gods antwoord, waarin ook een correctie kan liggen, zal een reactie komen van onze kant, een reactie die God ook verwacht. Als die houding er is, gaat God verder met spreken in Hk 2:2. Er komen meer mededelingen.

Het gaat niet om een letterlijke wachtpost, maar om het gaan staan op een hoogte waardoor iemand wordt uitgetild boven de aardse gebeurtenissen en in verbinding wordt gebracht met de hemel en Hem Die daar troont. Profeten worden vaker wachters genoemd (Js 21:8; 11; Jr 6:17; Ez 3:17; Ez 33:2-3). Zij moeten kijken naar de ongerechtigheid onder het volk en waarschuwen voor het onheil dat komt. In die gezindheid van oplettendheid is de profeet klaar om het antwoord te ontvangen.

We moeten leren wachten. Ons ongeduld rekent tijd die we moeten wachten als verloren tijd. Bij Habakuk is dat niet zo. “Wat Hij in mij spreken zou”, betekent dat het spreken van God tot de profeet door een innerlijke, niet uitwendig hoorbare, stem gebeurt. Met het antwoord dat God hem geeft, kan de profeet zijn klacht (Hk 1:13-17) voor zichzelf beantwoorden en dat kan hij ook aan anderen doorgeven.

Het visioen moet worden opgeschreven

Habakuk krijgt antwoord van de HEERE. Hoelang hij daarop heeft gewacht, wordt niet gezegd. Het antwoord komt in een gezicht, een visioen, een innerlijk waarneembare openbaring van God. Hij krijgt een zichtbare boodschap. Dat antwoord is niet alleen voor hem bestemd, maar ook voor anderen, dat is voor het volk. Daarom krijgt hij de opdracht het visioen op te schrijven. Dat visioen moet hij niet op papier schrijven, maar ingriffen op stenen tafelen.

Door het op te schrijven zal het gezicht voor de toekomst bewaard blijven, en door het in te griffen zal het onuitwisbaar zijn en niet verloren gaan (Js 30:8; Ex 17:14; Ps 102:19; Jr 30:2). Tevens wordt daardoor het visioen niet afhankelijk van het geheugen van de mensen. De reden voor het opschrijven wordt in Hk 2:3 gegeven.

Het moet ook “duidelijk” worden opgeschreven (vgl. Dt 27:8). De boodschap is zo belangrijk, dat elk misverstand of het achteloos eraan voorbijgaan moet worden uitgesloten. Dat het te lezen moet zijn voor iemand die snel voorbijloopt, heeft te maken met de korte tijd die rest voordat de vervulling komt. Wie het leest, moet het doorgeven. Het is een boodschap van vreugde voor Israël. De ondergang van de vijand immers betekent de bevrijding van Israël.

In het antwoord zien we enkele belangrijke beginselen:

1. Het visioen of de profetie moet duidelijk aangekondigd worden.

2. Alles zal voor een bepaalde tijd een visioen blijven, dat wil zeggen voorlopig onvervuld.

3. Gedurende deze tijd zal de mens van de wereld groeien in zijn trots en daardoor rijp worden voor het oordeel van God.

4. Gedurende deze tijd zal de rechtvaardige door zijn geloof leven.

5. Op de vastgestelde tijd, die God heeft bepaald, zal het aangekondigde visioen vervuld worden. Het is daarom lonend daarop te wachten.

De vastgestelde tijd

“Het visioen wacht nog”, dat wil zeggen dat de bevrijding niet direct zal komen, maar dat geduld nodig is. Het is zeker dat de bevrijding zal komen. God zal het visioen van de verdelging van de tuchtroede, Babel, “werkelijkheid maken”. Na zeventig jaar zal Babel door de Meden en de Perzen worden overwonnen. Het voornemen van God kan niet verhaast en niet vertraagd worden. Het wordt vervuld op de vooraf “vastgestelde tijd”.

De vastgestelde tijd is ook de bestemde tijd van “het einde” ofwel de eindtijd. Dit is de dubbele bodem van de profetie. “Het einde” heeft een diepere betekenis dan alleen een gebeurtenis op korte termijn. Het gaat dan over de komst van Christus en de vestiging van het vrederijk (Hk 2:14). Dat blijkt uit de aanhaling van het laatste gedeelte van dit vers in de brief aan de Hebreeën (Hb 10:37). Daar blijkt dat het hier gaat over de wederkomst van Christus. God heeft voor de wederkomst van Christus, Die alle beloften zal vervullen, een tijd bestemd. We zien hier dat Jezus Christus de inhoud van het visioen is.

“Als Hij uitblijft” wordt in Hebreeën 10 geciteerd uit de Septuaginta en veranderd in “nog een zeer korte tijd”. Het ‘visioen’ doet de gelovige van nu uitzien naar Hem, naar Zijn komst, als een gebeurtenis die dichtbij is. Als Hij wederkomt, zal Hij alles rechtzetten. In de eindtijd zullen de goddelozen geoordeeld en het volk hersteld en de rechtvaardigen beloond worden (2Th 1:6-7). Als de verhoring uitblijft, is dat omdat de volharding “een volmaakt werk” moet hebben (Jk 1:4).

De bevrijding komt geen moment later dan het ogenblik dat God daarvoor in Zijn wijsheid heeft vastgesteld. In die tijd van wachten blijkt dat de rechtvaardige leeft door zijn geloof, dat wil zeggen door zijn geloofsvertrouwen dat hij op God stelt. Dat zien we in het volgende vers.

Copyright information for DutKingComments