Habakkuk 2:9

Tweede ‘wee’

Het tweede ‘wee’ komt over Babel vanwege zijn hebzucht en zelfverheffing. Na de roof- en plunderzucht van het ‘wee’ van de vorige verzen is het “winstbejag” een vanzelfsprekende opvolger, waardoor hij zijn huis van vastigheid en duurzaamheid wil verzekeren (Hk 2:9). ‘Winstbejag’ is een negatief woord, wat nog wordt versterkt doordat die winst onrechtmatig verkregen is.

Babel heeft zijn buit gebruikt om zich zodanig te beveiligen, dat hij meent onaantastbaar en onbereikbaar voor het kwaad te zijn, van welke kant dat ook zou mogen komen. Niemand kan hem benaderen. Hij meent in zijn hoogmoed dat hij uit de greep van het kwaad zal blijven. Hij acht zijn heerschappij even onneembaar als een adelaarsnest in de hoogte. Het hoog bouwen van zijn nest karakteriseert de hoogvliegende gedachten van het hart. Met deze hoogmoedige instelling en zijn in de hoogte gebouwde fort lijkt Babel op Edom dat zich ook veilig waande op een onneembare hoogte (Ob 1:3-4).

Met “zijn huis” (Hk 2:9) en “uw huis” (Hk 2:10) wordt de dynastie van Nebukadnezar bedoeld, waarin de koninklijke familie, inclusief de koning, begrepen is. Zoals een adelaar zijn nest hoog bouwt om het tegen verwoesting te beschermen (Jb 39:30), zo tracht de Chaldeeër door roof en plundering zijn koninkrijk te verhogen en te verstevigen zodat zijn familie hem niet ontrukt kan worden.

Door goddeloos handelen heeft Babel het graf van zijn eigen bouwwerk gegraven (Hk 2:10). Wat hij als het versterken van zichzelf bedoelt, zal hem tot schande worden. Alles wat tegen God gericht is, zal als een boemerang op hem zelf terugkeren (Jr 7:19). Wat de goddeloze ook op het oog heeft tot bevrediging van zijn ambitie, hebzucht, plezier of welke begeerte ook, het enige waartoe dit egoïstische streven leidt, is schaamte en dood.

God zegt: “Wie echter tegen Mij zondigt, doet zijn ziel geweld aan. Allen die Mij haten, hebben de dood lief” (Sp 8:36b). Dit geldt in hoge mate voor Babel. Het oordeel dat hem treft, is de tegenhanger van de oordelen die hij zelf over anderen heeft gebracht. Wat een mens zaait, dat zal hij oogsten.

Zelfs de onbezielde dingen zullen Babel beschuldigen van bloedschulden en zonde en getuigen van zijn goddeloze handelen (Hk 2:11; vgl. Lk 19:40). Het is ermee als met al de werken van God: zij hebben een stem en getuigen van Hem door Wie zij tot stand zijn gekomen. Zo hebben ook al de werken van een mens een stem en getuigen van hem die hen heeft gemaakt of gebruikt. Het schreeuwen van de steen is vanwege de misdaden die zijn begaan om ermee te kunnen bouwen. De stenen roepen om wraak (vgl. Gn 4:10), omdat ze geroofd zijn of gekocht zijn met geroofd geld om te kunnen bouwen. Het antwoord van de balk heeft de zin van instemmen met het schreeuwen van de steen.

Copyright information for DutKingComments