Habakkuk 3:8

De toorn van de HEERE

Tot nu toe heeft de profeet beschreven hoe de HEERE verschijnt. Nu gaat hij van beschrijvend over op aansprekend. Hij spreekt tot de HEERE (Hk 3:8). God heeft Zich als Rechter van de wereld opgesteld, als een tot de strijd toegeruste krijgsheld, en nu vraagt de profeet over wie Zijn toorn komt. Niet dat hij een antwoord verwacht. Het is meer om de grootheid van de Goddelijke toorn te benadrukken.

Hij spreekt over rivieren en de zee in algemene termen, hoewel hier ook gedacht kan worden aan de rivieren de Nijl, de Jordaan en de Rode Zee als het doelwit van Gods kracht (Ex 7:14-25; Ex 14:16-22; Jz 3:13-17). Hij oordeelde de Nijl en baande een weg door beide andere wateren. Het ging Hem daarbij om de behoudenis, het “heil”, van Zijn volk. Daarom reed Hij (symbolisch) op Zijn paarden en gebruikte Hij (symbolisch) Zijn wagens.

In Hk 3:9 wordt het beeld van de strijdende God met Zijn paarden en wagens doorgetrokken. Hij voerde Zijn voornemen tot ingrijpen uit. Alle voorbereidingen waren getroffen. De boog als wapen werd zichtbaar gemaakt en klaar tot gebruik. We zien het voor ons: de Strijder in de wagen Die met de gespannen boog de vijand tegemoet of achterna snelt om hem te doden. Hij lost hiermee de eed in die Hij aan de aartsvaders gezworen heeft en die Hem ertoe brengt om de stammen van Israël te bevrijden (Dt 32:40-42).

Met een enorme voortgestuwde watermassa snijdt de HEERE de aarde open (vgl. Mi 1:4). Mogelijk worden hier de onderaardse “bronnen van de grote watervloed” bedoeld die de aarde openbarsten (vgl. Gn 7:11). Het toont Gods almacht in Zijn oordeel. Hij kan rivieren droogleggen voor Zijn volk en Hij kan daarmee de aarde onbegaanbaar maken voor de vijanden van Zijn volk.

Copyright information for DutKingComments