Haggai 1:4-9

Is het wel de tijd?

Als antwoord op wat het volk in Hg 1:2 zegt, stelt God een vraag die bedoeld is om hun geweten te raken en het zoeken van hun eigen belang bloot te leggen. Ze vinden dat het wel de tijd is om aan hun eigen huizen te bouwen, terwijl het werk aan de tempel, het huis van God, gestaakt is en “dit huis” nog “verwoest ligt”. De verwoeste toestand waarin het huis van God zich bevindt, steekt scherp af tegen hun huizen. Ze hebben van hun eigen huizen koningshuizen gemaakt (vgl. Jr 22:14; 1Kn 6:9). Jesaja spreekt over een dergelijke houding het ‘wee’ uit (Js 5:8). David laat een heel andere gezindheid zien (2Sm 7:1-2).

In zulke huizen wonen laat zien dat ze van welstand en behaaglijke levensomstandigheden houden. Deze houding zien we ook bij vleselijke christenen. Zij tonen geen enkele ijver of inzet voor Gods werk en Gods huis, maar zijn vol liefde voor zichzelf en hun eigen gemakken. Wat Gods hart bezighoudt, telt voor hen niet.

Let aandachtig op uw wegen

De vermaning van de HEERE aan de Israëlieten in hun zonde is dat zij aandachtig op hun wegen zullen letten, of, zoals er letterlijk staat, dat zij hun hart op hun wegen zullen stellen (Hg 1:7; Hg 2:19-20). Het is een oproep tot zelfbeoordeling. Ga maar eens na, onderzoek je hart, waar draait het om? Het is een oproep om te evalueren.

Het gaat niet om een vluchtig en voorbijgaand kijkje in het hart, maar om grondig zelfonderzoek. Het is het soort aandacht geven waarover God tot de satan spreekt met betrekking tot Job: “Hebt u [ook] acht geslagen op Mijn dienaar Job?” (Jb 1:8). De satan slaat ook met intense aandacht een Godvrezende gade, met het doel hem tot ontrouw te brengen. Omgekeerd moet het volk de volle aandacht vestigen op zijn eigen zondige wegen, met het doel daarvan terug te keren en weer trouw te worden aan de HEERE.

Veel werk, tegenvallend resultaat

Om hen bij hun zelfonderzoek te helpen wijst de HEERE op hun activiteiten en wat die opleveren. Ze worden opgeroepen de resultaten van hun werk te bekijken en aan de hand daarvan hun daden te beoordelen. Als ze dat eerlijk doen, zullen ze moeten vaststellen dat al hun verwachtingen teleurstellen. Hun inspanningen brengen verlies in plaats van winst. De armoede die ze hebben gemeend te voorkomen door zich voor hun eigen huizen in te zetten, hebben ze zich juist op de hals gehaald. Dat moet hen tot nadenken stemmen en tot inkeer brengen.

De HEERE noemt enkele activiteiten en wat die opleveren:

1. Ze hebben veel gezaaid. Dat hebben ze ongetwijfeld gedaan omdat ze een grote oogst wilden hebben. Maar de opbrengst valt vies tegen (Lv 26:26; Hs 4:10; Mi 6:14). Zo kan er veel geestelijke activiteit zijn, maar als die niet gebeurt vanuit een levende relatie met de Heer, is er geen geestelijke vrucht.

2. Eten doen ze genoeg, maar het hongergevoel blijft. Zo kan iemand veel lezen en luisteren naar Gods Woord, maar als het alleen een kwestie van het verstand is en Gods Woord niet ter harte wordt genomen, geeft het geen voldoening voor het hart.

3. Ze drinken wel wijn, maar ze worden er niet vrolijk door. Wijn is een beeld van vreugde in de aardse dingen. Zo is er geen voldoening in het gezins- en familieleven als het leven alleen daaruit bestaat en de Heer Jezus daarin niet de centrale plaats wordt gegeven.

4. De kleding die ze dragen, geeft geen warmte. Zo kan er veel kennis zijn van de positie in Christus, maar als die geen praktische uitwerking heeft, is het gevolg een koude of wettische geest. De Galaten hebben de Heer Jezus Christus aangedaan, maar door het weer invoeren van de wet, is de warmte van de liefde verdwenen (Gl 3:27; Gl 5:14-15).

5. Wie loon voor zijn werk krijgt, kan er niets van kopen, want het verdwijnt zo weer. Zo gaat het met loon dat mensen van mensen verwachten. Wie werkt om loon van mensen te krijgen, krijgt dat ook, maar zulk loon levert niets op voor de hemel, het verdampt (Mt 6:2; 5; 16).

De algemene les voor ons is dat we kennis van Gods Woord kunnen hebben, zonder dat ons hart erbij betrokken is en zonder dat het ons leven in al zijn facetten beheerst. Het leven van een christen die niet de dingen van God zoekt, is een mager, leeg en armoedig leven. Altijd is bittere teleurstelling het deel van hen die voor zichzelf leven in plaats van op God te vertrouwen.

Hoe vaak wordt de christelijke gemeenschap prijsgegeven, het voorrecht om de dood van de Heer te verkondigen, de ondersteuning van de prediking en de opbouw van de gemeente om een paar euro per maand meer te verdienen? Er wordt verhuisd om ergens anders meer te verdienen, zonder zich af te vragen wat het geestelijk met zich zal meebrengen. Dan hoeft het geen verwondering te wekken dat zowel het maatschappelijke als het geestelijke aspect tegenvalt.

Ook in de kinderen zal worden gezien wat de ouders hebben nagestreefd. Als ze vader of moeder nooit in de Bijbel zien lezen of bidden, zullen de kinderen dat ook niet doen. Is er kritiek op dienaren van God in het bijzijn van de kinderen? Wees dan niet verbaasd als zij met minachting spreken over wie een werk voor de Heer doen. Hoe spreken we over de samenkomsten? Als we bidstonden en bijbelstudies nauwelijks bezoeken, zullen de kinderen dat ook niet doen.

Nog eens: Let aandachtig op uw wegen

Nog een keer laat “de HEERE van de legermachten” de oproep horen om eens aandachtig te kijken naar hun wegen (vgl. Hg 1:5). In plaats van hen vanwege hun ontrouw weer in ballingschap te sturen wordt het volk gemaand na te denken over de weg die ze gaan, wat hun is overkomen. Het moet hen ertoe brengen om de eerste dingen op de eerste plaats te zetten. Als God niet Zijn plaats krijgt, dat wil zeggen de eerste plaats, zal ons werk geen blijvend resultaat hebben.

Wat de HEERE wil dat ze doen

Hier wordt hun gezegd hoe ze aan de wil van God kunnen voldoen en weer zegen kunnen verwachten. De profeet zegt hiermee als het ware: ‘Geef God de eerste plaats in jullie leven.’ Het huis van God kan niet zonder materiaal worden herbouwd en materiaal kan niet worden verkregen zonder arbeid. De HEERE zegt hun waar ze moeten zijn om het materiaal voor Gods huis te halen. Ze moeten het gebergte ingaan. Daar is hout te halen. Met dat hout kunnen ze “dit huis”, dat is Gods huis, de tempel, herbouwen.

Het hout is een beeld van Christus als “de vrucht van de aarde” (Js 4:2). In geestelijk opzicht is het ook zo dat alle geestelijke arbeid de heerlijkheid van Gods huis, Zijn gemeente, op het oog moet hebben. Daarbij gaat het om Christus. Het is niet eenvoudig, maar wat is er mooier dan te mogen werken voor iets waarin God welgevallen heeft en waardoor Hij wordt verheerlijkt? Zijn huis, de gemeente, bestaat uit alle gelovigen. Een plaatselijke gemeente mag in de praktijk laten zien wat de gemeente als woonplaats van God is. De Heilige Geest woont in de gemeente (1Ko 3:16) en in het lichaam van de gelovige (1Ko 6:19).

Hoe kunnen wij aan de gemeente bouwen? De gemeente wordt opgebouwd door onderwijs uit Gods Woord door de gaven die de Heer Jezus aan Zijn gemeente heeft gegeven (Ef 4:11-13). Het is dan ook belangrijk dat ieder die als gave aan de gemeente is gegeven, zijn dienst trouw verricht en daarin niet verslapt. De gelovige wordt opgebouwd door dit onderwijs in zich op te nemen. Dan bouwt hij zichzelf op in zijn allerheiligst geloof (Jd 1:17-20). Daarin verheugt God Zich en daardoor wordt Hij verheerlijkt.

Egoïsme blokkeert zegen

In wat God hier zegt, klinkt door hoezeer het Hem raakt dat Zijn volk Hem negeert. Hij heeft het niet over hun zwakke toestand of de armoedige tempel in vergelijking met die van Salomo. Hij heeft het over hun onverschilligheid, hun gebrek aan belangstelling voor Hem en Zijn huis.

De tegenvallende resultaten zijn een tuchtiging van God omdat zij nalaten Zijn huis te herbouwen. Het belang van Gods huis is verdrongen door het belang van hun eigen huizen. In plaats van zich in te spannen voor Gods huis, “dat verwoest ligt”, sloven ze zich uit voor hun eigen huizen. Als het om Gods huis gaat, zijn ze niet tot enige activiteit te bewegen. Maar zodra het hun eigen huis betreft, zijn ze vol actie, daar rennen ze voor, zoals er letterlijk staat.

In het woord ‘uitsloven’ of ‘rennen’ komt de ijver tot uiting waarmee ze hun eigen belangen najagen. Het is opmerkelijk hoeveel energie er wordt ingezet bij het verwezenlijken van eigen plannen die dienen tot vergroting van de gemakzucht, terwijl er geklaagd wordt dat er zo weinig tijd is voor de dingen van de Heer. Gebrek aan ijver en liefde voor het huis van God, dat is de gemeente van de levende God, gaat vaak hand in hand met veel inzet en zorg voor ons eigen gemak.

Er is tijd en er zijn middelen in overvloed voor dingen die geen blijvend nut hebben. Daarmee vergeleken zien we hoe moeilijk er soms tijd vrijgemaakt wordt voor samenkomsten en hoe weinig er soms financieel of op andere manieren wordt bijgedragen aan het werk voor de Heer. Als het geweten eenmaal is aangesproken, verandert dat.

Er is een groot contrast tussen “Mijn huis” en “ieder … zijn [eigen] huis”. In het ‘eigen huis’ kunnen we godsdienstige groeperingen zien die zijn ingericht naar eigen idee. Mensen willen daarin zichzelf kunnen herkennen en zich er thuis voelen. Of God er Zich ook ‘thuis voelt’, speelt geen rol. We beluisteren de uitdrukking ‘ieder zijn huis’ ook als een voorganger spreekt over ‘mijn gemeente’. Er is slechts één Persoon Die het recht heeft over “Mijn gemeente” te spreken (Mt 16:18). Dat is Hij van Wie de gemeente is, omdat Hij haar heeft gekocht met de prijs van Zijn bloed (Hd 20:28).

Copyright information for DutKingComments