Haggai 2:14

Nederlands vers (15)

Alles is onrein

In dit vers geeft Haggaï de betekenis van zijn vragen in de vorige twee verzen. Door hun lakse houding met betrekking tot het werk aan het huis van de HEERE is hun offer de HEERE niet aangenaam. Hij neemt hun offers niet aan, een feit dat duidelijk blijkt uit het onthouden van dauw en regen en de zegen van de vrucht van het land. Het heilige vlees van het offer kan de heiligheid ervan niet overdragen op de offeraar als die alleen maar eigen belangen nastreeft. Integendeel, door zijn onheilige houding draagt hij zijn onreinheid over op alles wat hij doet, inclusief zijn offers. Er moet persoonlijke reinheid zijn voordat iemand op de juiste wijze kan handelen of offeren.

Ook in dit vers is weer sprake van “dit volk” (vgl. Hg 1:2). Het volk lijkt in zijn plaats voor de HEERE enerzijds op een man die heilig vlees in de slip van zijn kleed draagt, en anderzijds op een man die onrein is geworden door de aanraking met de dood. Israël bezit in het land een heiligdom. Daardoor wordt ook het land heilig. Maar het volk dat in het land woont, wordt daardoor niet automatisch heilig en ook niet alles wat ze er bouwen of verbouwen. Israël is door het nalaten van de herbouw van Gods huis onrein geworden. Daardoor wordt alles wat het volk aanraakt, wat het plant of bouwt of offert op het altaar, ook onrein.

Haggaï is nauw betrokken bij een volk dat zich alleen uiterlijk heeft laten aanraken, maar dat niet de HEERE, dat is de Heer Jezus, de eerste plaats geeft. Het is een volk dat niet met de hand en met de daad en daardoor ook niet ten diepste met het hart, eerst het koninkrijk van God zoekt (Mt 6:33), de tempel eerst herbouwt en dan pas het eigen huis.

Copyright information for DutKingComments