Hebrews 10:17

Geheiligd door de wil van God

Hb 10:10. De Heer Jezus heeft Gods wil ten volle vervuld. Hij heeft daardoor een volkomen nieuwe situatie tot stand gebracht. Het oude, onvolkomene is door wat Hij heeft gedaan vervangen door Hemzelf. Hij is het centrum van Gods zegen. De wil van God kan, door wat Hij heeft gedaan en door Wie Hij is, uitgevoerd worden. En wat is die wil hier? God wilde een nieuw priestergeslacht dat Hem in Zijn heilige tegenwoordigheid zou kunnen naderen. Daarvoor heeft de Heer Jezus gezorgd door Gods wil te volbrengen. Hij heeft aan al de heilige eisen van God voldaan.

Daarmee heeft Hij God een rechtvaardige grondslag gegeven om ons te heiligen. God heeft ons voor Zichzelf “geheiligd” ofwel afgezonderd op grond van het offer van Zijn Zoon. De kracht van het offer is eeuwig. Daarom is ook onze heiliging “eens voor altijd”, dat wil zeggen ononderbroken, voortdurend, voor eeuwig. We behoren voor eeuwig God toe in overeenstemming met de krachtige uitwerking van dit offer.

Gods wil was het offer van Christus. Gods wil was ook dat wij door het offer van Christus geheiligd zouden worden. ‘Geheiligd’ wil zeggen ‘apart gesteld’ en betekent hier dat we geschikt gemaakt zijn om in Gods tegenwoordigheid te verkeren, in Zijn heiligdom te zijn. Is het niet indrukwekkend dat met het oog daarop God voor de Heer Jezus een lichaam had toebereid? Alleen door Hem een lichaam te geven kon de Heer Jezus Zichzelf als ‘offerande’ aanbieden. Met het oog daarop zei Hij, toen Hij het avondmaal instelde, van het brood, nadat Hij het gebroken had: “Dit is Mijn lichaam, dat voor u gegeven wordt” (Lk 22:19). Telkens als we het avondmaal vieren, mogen we ook daaraan denken.

Hb 10:11. Hoe geheel anders gaat het er in de oudtestamentische eredienst aan toe en met wat voor teleurstellende resultaten. In de tabernakel en tempel staan de priesters voortdurend voor het altaar. Zij oefenen hun dienst staande uit, wat erop wijst dat hun werk nooit af is. Hun wordt geen rust van hun werk gegund. Telkens moeten er nieuwe offers worden gebracht: dagelijks, wekelijks, maandelijks en jaarlijks. Het is een cyclus van offers die telkens wordt herhaald. En dan nog de offers die een Israëliet persoonlijk moet brengen als hij weer gezondigd heeft.

De conclusie van de schrijver is ronduit schokkend: ze kunnen nooit zonden wegnemen. Met deze conclusie zet hij een grote streep door de hele Joodse godsdienst. Wie van zijn lezers daar nog enige waarde aan toekent, doet God enorm oneer aan en berokkent zichzelf grote schade. Dat geldt ook voor jou en mij. Je moet er ook helemaal niets meer mee te maken willen hebben. En dat wil je ook niet als je eens goed kijkt naar wat er tegenover die hele ontoereikende godsdienst staat.

Hb 10:12. Om je dat te laten zien plaatst de schrijver tegenover al die priesters die elke dag dezelfde offers brengen, de Priester Die maar één offer voor de zonden heeft hoeven brengen. En omdat dit een volmaakt en daarom afdoend offer is, is Hij “voor altijd”, dat wil zeggen blijvend, ononderbroken, voortdurend, “gaan zitten”. Daarin komt de volmaakte rust tot uiting die het gevolg is van Zijn werk. Christus hoeft niet meer op te staan om nog eens een dergelijk offer te brengen.

En waar zit Hij? “Aan Gods rechterhand.” Daarin komen Gods volmaakte erkenning en aanvaarding van Zijn werk tot uiting. Dat Hij daar Zelf is gaan zitten, geeft de heerlijkheid van Zijn Persoon aan. Hij matigt Zich die plaats niet aan, maar Hij weet dat Hij volkomen aan Gods wil heeft beantwoord en daarom daar kan zijn. God heeft Hem die plaats gegeven (Ps 110:1).

Hb 10:13. Toch blijft Christus niet voor altijd zitten. Vanaf het moment dat Hij is gaan zitten en daarna, “voortaan”, wacht Hij op het moment dat Hij nog een keer zal opstaan. Als Hij dan opstaat, is dat niet om Zichzelf opnieuw te offeren, maar om in oordeel de laatste en definitieve gevolgen van Zijn offerwerk te realiseren (Js 33:10-12).

Hetzelfde heb je gezien in de slotverzen van het vorige hoofdstuk (Hb 9:26-28). Daar is de reden om voor de tweede keer te verschijnen ook niet om nog een keer voor de zonden te sterven. Daar staat Zijn tweede verschijning in verband met de behoudenis van de gelovigen. Hier staat die in verband met de onderwerping van Zijn vijanden. De Heer Jezus wacht daarop.

De schrijver beroept zich hiervoor weer op dat indrukwekkende eerste vers van Psalm 110 (Ps 110:1). Daarin hoor je hoe God Christus de belofte geeft dat Zijn vijanden tot een voetbank voor Zijn voeten zullen worden gelegd. Op de vervulling van die belofte wacht de Heer Jezus geduldig en volhardend (2Th 3:5; Op 3:10). Pas als het Gods tijd is, zal Hij opstaan en niet eerder.

Hb 10:14. Het woord “want” geeft de reden aan, waarom Christus de plaats aan Gods rechterhand heeft kunnen innemen. Hij heeft namelijk “door één offerande … hen volmaakt die geheiligd worden”. Hier heb je de inhoud van de wil van God. Door het offer van Christus heeft iedere geheiligde een volmaakt geweten gekregen, een geweten dat volkomen vrij is van enige zondelast en van angst voor het oordeel. De geheiligden zijn zij die apart gesteld zijn voor de eredienst aan God, de priesterdienst in het heiligdom. Op die plaats ben jij gesteld en wel “voor altijd”. Er is nooit één moment dat jij als een geheiligde niet in de volle waarde van het werk van Christus voor God staat.

Misschien voel je nog wel eens twijfel opkomen of je wel een kind van God bent. Je valt jezelf nog zo vaak tegen. Lees dan dit vers en geloof wat er staat. Twijfel wordt alleen weggenomen door het geloof dat God het werk van de Heer Jezus volmaakt heeft aangenomen en het getuigenis dat daarvan door de Heilige Geest zwart op wit in de Schrift wordt gegeven.

De waarde die Christus en Zijn werk hebben voor God, bepaalt hoe God ieder mens ziet die zijn zonden heeft beleden en Christus als het Zoenoffer voor zijn zonden heeft aangenomen. Dan hangt het niet af van jouw gevoel of inzicht, maar van jouw geloof in God en wat Hij over Zijn Zoon heeft gezegd. Als jij niet gelooft wat God hier in Zijn Woord zegt, maak je Hem tot een leugenaar (1Jh 5:10). Laat je daarom niet door verkeerde leringen, met name van christenen die de wet als leefregel nemen, de zekerheid van je behoudenis afnemen. Sla je ankers in Gods Woord.

Hb 10:15. Bij dit getuigenis van God in Zijn Woord wordt het getuigenis van “de Heilige Geest” gegeven, Die ook van het volmaakt volbrachte offer en de uitwerking ervan “getuigt”. Dit getuigenis zul je inwendig, in je hart ervaren als je Gods Woord gelooft. Er is altijd een volmaakt samengaan van het Woord en de Geest. Zowel het Woord als de Geest wijst altijd op de Heer Jezus en Zijn werk. Het Woord kun je lezen, de Heilige Geest geeft je de innerlijke overtuiging dat wat je leest de waarheid is.

Hb 10:16. Het getuigenis dat de Heilige Geest hier geeft, is gebaseerd op het Woord en wel uit het boek van de profeet Jeremia. Het is het getuigenis aan “ons”, dat zijn in de eerste plaats de Hebreeuwse lezers van toen en in de tweede plaats het overblijfsel in de toekomst. Het citaat uit Jeremia heeft daarop betrekking. In Hebreeën 8 is dit citaat ook al aan de orde geweest (Hb 8:10; 12). Het is goed om de toelichting daarop nog eens te lezen. Daar gaat het vooral om de uitwerking van het nieuwe verbond in het vrederijk. Hier is het citaat meer bedoeld om aan te geven dat er onder het nieuwe verbond een inwendig werk van de Heilige Geest in de harten en het verstand van de gelovigen plaatsvindt.

Het is mooi om te zien dat ieder van de drie Personen van de Godheid Zijn eigen plaats en aandeel heeft om jou als gelovige volmaakt voor God te plaatsen.

1. God is de bron van jouw redding. Het was Zijn wil om jou te heiligen.

2. Hij kon jou heiligen omdat Zijn Zoon het daarvoor noodzakelijke werk heeft verricht.

3. Van Gods wil en van het werk van de Heer Jezus heb jij kennis gekregen en er deel aan gekregen door het getuigenis van de Heilige Geest in je hart.

Je kunt het ook anders zeggen. De zekerheid dat God jouw zonden en wetteloosheden nooit meer zal gedenken, berust

1. op de onwrikbare wil van God,

2. op het volmaakte offer van Christus en

3. op het zekere getuigenis van de Heilige Geest.

Hb 10:17. Voordat Christus het werk had volbracht, werden zonden wel gedacht of in herinnering gebracht (Hb 10:3). Er was immers vroeger geen offer dat de zonden radicaal kon uitwissen. Maar door het offer van Christus bestaan ze voor God niet meer. Als God de zonden niet meer gedenkt, ontbreekt elke noodzaak voor een nieuw offer.

Hb 10:18. Hier staat de conclusie uit de aangehaalde profetie van Jeremia 31 en uit het hele voorgaande betoog. Omdat het ene offer vergeving bewerkt heeft, kunnen geen andere offers meer worden gebracht om vergeving te bewerken. Wat vergeven is, heeft geen offer voor de zonde meer nodig. Er is geen enkele zonde overgebleven die nog vergeving en daarom een offer nodig zou hebben, want alle zonden zijn al uitgeboet. Daarmee vervalt elk bestaansrecht van de oudtestamentische offerdienst. Die heeft geen waarde en betekenis meer.

Lees nog eens Hebreeën 10:10-18.

Verwerking: Ben jij helemaal zeker dat God jou eens voor altijd geheiligd heeft door Christus en Zijn offerande?

Copyright information for DutKingComments