Hebrews 11:17

Leven door geloof (IV)

Hb 11:17. Na de tussenzin van de Hb 11:13-16 gaat de schrijver nu iets zeggen over de afzonderlijke aartsvaders en hoe zij God geloofden. De eerste is weer Abraham. Je hebt al verschillende bewijzen van zijn geloof voor je aandacht gehad. Dat zijn indrukwekkende bewijzen, vind je niet? Nu haalt de schrijver nog een voorbeeld van zijn geloof aan dat van ongekende grootte is. Dit bewijs van zijn geloof hangt weer samen met de zoon die hij en Sara hebben gekregen.

Wanneer hij en Sara te oud zijn om nog kinderen te krijgen, blijft hij geloven dat God hem toch een zoon kan geven. God heeft het immers beloofd. En aangezien God trouw is aan wat Hij heeft beloofd, is het een kwestie van wachten op Zijn tijd om het beloofde te geven. Voor Abraham is het echt waar dat wat bij mensen onmogelijk is, mogelijk is bij God (Mk 10:27). Maar nu vraagt God hem om zijn zoon te offeren. Dat is een beproeving van ongekende zwaarte.

De eerste beproeving staat in verband met de belofte van een zoon wanneer hij en Sara te oud zijn om kinderen te krijgen. Hij krijgt de zoon door geloof. Nu vraagt God hem deze zoon te offeren, terwijl deze zoon toch de erfgenaam is, door wie God al Zijn beloften zal gaan waarmaken. Dit kan toch niet waar zijn?! Deze beproeving van zijn geloof is nog zwaarder dan de vorige. Toch offert Abraham zijn zoon als God dat van hem vraagt (Gn 22:1-10). Met dit offer heeft Abraham alle beloften die hij heeft aangenomen, op het altaar gelegd. Hem is een nageslacht beloofd en ook een land, maar hij geeft het in Izaäk allemaal aan God terug als Hij erom vraagt. Hij offert “zijn eniggeborene” (Gn 22:2).

Hb 11:18. Dat heeft hij niet impulsief gedaan. Hij heeft over de vraag van God nagedacht. Hij zal geworsteld hebben met de vraag hoe God dit nu kon vragen. Dat klopte toch niet met Zijn eerdere toezeggingen? God zou Zijn beloften toch in Izaäk waarmaken en niet in een andere zoon, bijvoorbeeld Ismaël? Nee, God had uitdrukkelijk de naam van Izaäk genoemd, toen Hij zei: “In Izaäk zal uw nageslacht genoemd worden.” Zo heeft hij overwogen, dat is een overtuiging gevormd door overleg en berekening.

Dan kon er maar één antwoord zijn en dat is dat God Izaäk uit de doden zou opwekken. Daarom zegt hij in Genesis 22 tegen zijn knechten: “Als wij ons neergebogen hebben, zullen wij bij jullie terugkeren” (Gn 22:5). Hij getuigt ervan dat hij én Izaäk, “wij”, zullen terugkeren. Dat betekent dat hij geloofde in de macht van God, een macht die zo groot is, dat Hij “zelfs” doden kan opwekken.

Het geloof van Abraham is ook daarom zo groot, omdat niet bekend is dat Abraham een voorbeeld van dodenopwekking heeft meegemaakt. Door zijn overwegingen over wat God heeft gezegd en over Zijn macht om Zijn woord uit te voeren, is hij tot deze conclusie gekomen. Echt geloof is geen ‘wishful thinking’, of visualiseren van dingen waardoor je ‘claimt’ wat je wilt, als je verbeelding maar sterk en aanhoudend genoeg is. Echt geloof klemt zich altijd vast aan de een of andere uitspraak van God in Zijn Woord. Door een dergelijk geloof wordt God op bijzondere wijze geëerd.

Hb 11:19. Toen Abraham zijn zoon Izaäk op het hout bond en het mes ophief om zijn zoon te slachten, wist hij niet dat God tegen hem zou zeggen dat hij Izaäk niet hoefde te offeren (Gn 22:11-12). Voor God was het bewijs geleverd van het geloof dat Abraham in Hem had als de God van de opstanding. In zekere zin heeft Abraham Izaäk uit de dood teruggekregen. Wel heeft God Abraham een pijn bespaard die Hij Zichzelf niet zou besparen. God gaf Zijn Zoon in de dood.

Voor de Hebreeën is dit voorbeeld van het geloof van Abraham een grote bemoediging. Zij hebben immers ook zolang geleefd in het geloof dat hun wondere nationale erfenis een gift van God is. Nu moeten ze die opgeven. Ze zijn er weggetrokken, maar toch blijft wat ze achter zich hebben gelaten, wel aan hen trekken. Om het echt los te laten en prijs te geven is het nodig om te geloven in een God die betere beloften voor hen heeft dan alles wat ze prijsgeven.

Hb 11:20. Ook Izaäk heeft dingen gedaan die alleen door geloof mogelijk zijn. Hij heeft zijn beide zonen gezegend aangaande toekomstige dingen. Uit de zegen die hij ieder van zijn beide zonen geeft, blijkt zijn geloof in de beloften van God. In de zegen die hij aan Jakob geeft, blijkt dat Jakob in de lijn van de beloften staat. Hij draagt de zegen van Abraham op Jakob over: de belofte van nageslacht en het land.

Hij zegent Ezau ook, maar met een andere zegen. Uit de zegen aan Ezau blijkt dat Izaäk hem bewust buiten de lijn van de belofte houdt. Ook dat getuigt van zijn geloof. Hoewel hij in zijn zwakheid de voorkeur geeft aan Ezau boven Jakob, sluit hij zich wat de zegen betreft aan bij Gods gedachten. Het is belangrijk om je in de beoordeling van Gods beloften niet door menselijke zwakheid te laten leiden, maar door Gods gedachten. Dan kom je goed uit.

Hb 11:21. Bij Jakob blijkt zijn geloof ook uit de zegen die hij geeft. Ook Jakob zegent twee zonen. Het zijn niet zijn eigen zonen, maar twee van zijn kleinzonen, de zonen van Jozef. En evenals Izaäk geeft hij de jongste een grotere zegen dan de oudste. Het zijn de zonen van Jozef, de gewijde of uitverkorene onder zijn broers (Gn 49:26; Dt 33:16) en die tot eerstgeborene is gesteld (1Kr 5:1-2). In de zegen van zijn beide zonen geeft Jakob aan Jozef de dubbele zegen van de eerstgeborene (Dt 33:17). Jozef is een prachtig beeld van de Heer Jezus, dé Eerstgeborene Die God binnenkort in de wereld zal invoeren (Hb 1:6).

In verbinding met Jozef wordt Jakob een aanbidder. In het geloof ziet hij hoe de raad van God en Zijn wegen die tot de vervulling van Zijn raad voeren, in de ware Jozef samenvallen. Het is Gods bedoeling dat de Hebreeën en wij Hem eren en aanbidden voor de vervulling van Zijn raad en de wegen die Hij daarvoor gaat. De staf van Jakob is het symbool van zijn lange geschiedenis. Daarop leunt hij als pelgrim en als kreupele. Als hij aan het einde van zijn leven is, leunt hij daar nog steeds op, nu niet meer om te wandelen, maar om te aanbidden. Onze levensweg mondt uit bij de Heer. Dan zullen wij Hem aanbidden voor al de genade waarmee Hij ons onderweg heeft omringd om ons te brengen in het land dat Hij ons heeft beloofd.

Hb 11:22. Is het geloof van Jakob verbonden met de persoon van de ware Jozef, het geloof van Jozef is verbonden met Gods volk en Gods land. Hij ziet in het geloof de verlossing van het volk uit Egypte en de invoering in het land Kanaän. Alle heerlijkheid die hij in Egypte bezit, zinkt in het niet bij de komende heerlijkheid van Israël onder de heerschappij van de Messias die hij in het geloof vooruitziet. Daar wil hij bij zijn en met het oog daarop geeft hij het bevel dat zijn gebeente moet worden meegenomen uit Egypte naar het beloofde land. Wat een blijk van zijn geloof in de opstanding!

De Hebreeër moet ook leren afzien van de wereld, waarvan Egypte een beeld is, en vooruitzien naar alles wat hij door zijn verbinding met de dood en opstanding van de Heer Jezus heeft gekregen. En geldt voor jou niet hetzelfde? Zijn dood is jouw dood en Zijn opstanding is die van jou. In Zijn opstanding zullen allen levend gemaakt worden die met Hem verbonden zijn om in Zijn koninkrijk te delen (1Ko 15:20-28).

Hb 11:23. Het gedeelte dat we hebben gehad, heeft het geloof in werking getoond met het oog op de toekomst, dat wil zeggen geloof als de “zekerheid van wat men hoopt” (Hb 11:1a). In het gedeelte dat nu volgt in de Hb 11:23-38, stelt de schrijver een aantal voorbeelden van het geloof voor die duidelijk maken hoe geloof werkt als “overtuiging van wat men niet ziet” (Hb 11:1b). We krijgen, om het anders te zeggen, na het geloof dat voorwaarts ziet, nu het geloof dat opwaarts ziet.

Geloof dat opwaarts ziet, vertrouwt erop dat God in de moeilijkheden aanwezig is en kracht geeft om er doorheen te gaan. Hier zie je de energie van het geloof dat rust in God te midden van de omstandigheden. Dit geloof overwint de macht van de duivel en de aantrekkelijkheden en moeilijkheden van de wereld.

Het eerste voorbeeld is dat van Mozes. Een vergelijking tussen het geloof van Mozes en dat van Abraham maakt het verschil tussen ‘voorwaarts geloof’ en ‘opwaarts geloof’ mooi duidelijk. Je kunt zeggen dat het geloof van Abraham verbonden was met de toekomstige wereld en dat van Mozes met de tegenwoordige wereld. Het geloof van Abraham zag uit naar de toekomstige wereld en het geloof van Mozes overwon de tegenwoordige wereld. De overeenkomst is dat geen van beiden de vervulling van Gods beloften bij hun leven heeft beleefd.

Voordat de schrijver ingaat op het geloof van Mozes, wijst hij op het geloof van de ouders van Mozes. Door hun geloof trotseren zij het gebod van de machtige farao. Normaliter moet men luisteren naar het wettige gezag, maar dit is een situatie dat men God meer gehoorzaam moet zijn dan mensen (Hd 4:19; Hd 5:29). De ouders ontdekken in dit kind iets bijzonders voor God. “Zij zagen dat het kind mooi was”, niet mooi zonder meer, maar ze zien dat het mooi is voor God (Hd 7:20). Daarom leveren ze hem niet uit aan moordenaarshanden, maar verbergen hem thuis.

Dat is geen eenvoudige zaak geweest, temeer omdat hun huis, naar het schijnt, dicht bij het paleis van de koning stond. Ze rekenen er echter op dat God voor hem zal zorgen.

Dit is een prachtig voorbeeld voor alle jonge ouders die zich bewust zijn van de moordzucht van de wereld waarin ze leven en waarin zij hun kinderen moeten leren hun weg te vinden. Geloof rekent op God voor bewaring en spant zich in om het kind te beschermen en te begeleiden op zijn levensweg.

Lees nog eens Hebreeën 11:17-23.

Verwerking: Welke aspecten van geloofsvertrouwen op God met betrekking tot de toekomst worden hier voorgesteld? Wat leer jij daaruit voor de praktijk van je geloofsleven?

Copyright information for DutKingComments