Hosea 11:1

Inleiding

In aandoenlijke bewoordingen spreekt de HEERE over Israël. Hij spreekt erover hoe Hij het volk als kind en zoon liefhad, het bevrijdde, leerde lopen, in Zijn armen koesterde, verzorgde, voedde en opvoedde. Hoe schrijnend staat daar de grote ondankbaarheid tegenover waarmee het volk al die liefde van God heeft beantwoord. Daarom moet God het volk tuchtigen en er afstand van nemen. Maar niet voorgoed!

God zal Zich uiteindelijk in liefde over Zijn volk ontfermen en het weer aannemen. Zo wordt er in dit hoofdstuk meer gesproken over Israëls hoop dan over zijn ondergang. Het thema verandert van oordeel over Israël in zegen voor Israël.

De liefde van God voor Zijn volk

In de Hs 11:1-4 stelt God Zich op verschillende wijzen aan Zijn volk voor. In Hs 11:1 is Hij een liefdevolle Vader en Israël is Zijn kind en zoon. In Hs 11:3a is Hij de Leermeester Die Efraïm leert lopen en de Vertrooster Die hem in Zijn armen neemt als hij is gevallen. In Hs 11:4 toont Hij Zich een liefhebbende Echtgenoot Die met Israël door banden van liefde is verbonden. Hij is ook zijn Verlosser Die het juk van de slavernij waaronder hij gebukt gaat van hem wegneemt.

Hij is niet ver bij hen vandaan, maar daalt tot hun niveau af om als een Naaste dicht bij hen te zijn om hun als een Verzorger voedsel te kunnen geven. Paulus wijst ook op de zorg van God voor Zijn volk, met name tijdens de woestijnreis: “En gedurende ongeveer veertig jaar verzorgde Hij hen in de woestijn” (Hd 13:18).

De liefde van God, daaraan moet Zijn volk, toen en nu, altijd weer herinnerd worden. Die liefde is het geheim waarom Hij niet volledig en definitief met Zijn ontrouwe volk afrekent. Gods liefde vindt reden in Hemzelf om zich te blijven uiten, ook al is de wijze waarop die liefde zich uit niet altijd dezelfde.

Al Gods handelingen komen voort uit Zijn eigen liefde en niet uit de voorwerpen waarop Zijn liefde zich richt. Israël heeft geen meerwaarde voor God boven andere volken (Dt 7:7-8). In tegenstelling tot veel groten van de aarde die allen hun koninkrijk bouwen en staande houden door kracht en geweld, heeft God Zijn volk gebouwd en staande gehouden door liefde. Er is geen macht in het universum die groter is dan de macht van de liefde van God.

Israël wordt door God echter niet alleen aan Zijn liefde voor hen herinnerd, maar ook aan de beginperiode van Zijn omgang met hen: “Toen Israël een kind was.” In Ezechiël 16 lezen we ook over Gods liefde voor Israël in de begintijd van het volk. Daar vertelt de HEERE hoe Hij Israël heeft aangetroffen als een hulpeloze baby en hoe Hij Zich in Zijn liefde over de baby heeft ontfermd (Ez 16:1-14).

Als we ouder geworden zijn, is het goed dat we ons Gods liefde in onze jeugd herinneren. ‘Onze jeugd’ wil zeggen de periode in ons leven dat we over de Heer Jezus hebben gehoord en we ons Zijn liefde en zorg voor ons bewust zijn geworden. Dat kan zijn toen we nog kinderen waren, jong in leeftijd; het kan ook betrekking hebben op jong zijn in het geloof, de tijd nadat we pas tot geloof gekomen waren, wat ook op latere leeftijd kan zijn gebeurd.

Dat terugdenken aan het ontvankelijk zijn voor Gods liefde in de begintijd is van groot belang. Gods liefde is namelijk nooit veranderd. Als we er niet meer van genieten, ligt dat niet aan Hem, maar aan onszelf. Zeker missen we dan zelf veel, maar Wie het nog meer mist, is God. Hij wil zo graag Zijn liefde aan Zijn volk als aan Zijn kind kwijt.

Laten we ons daar niet voor afsluiten, maar er ons (opnieuw?) voor openstellen en zo de vermaning ter harte nemen: “Bewaart uzelf in de liefde van God” (Jd 1:21). Dat wil zeggen dat we ons voortdurend realiseren dat Gods liefde naar ons uitgaat. We vergeten dit vaak en begeven ons buiten het gebied van Gods liefde. We mogen ten opzichte van elkaar het verlangen hebben dat Paulus heeft voor de gelovigen in Thessalonika: “De Heer nu moge uw harten richten tot de liefde van God” (2Th 3:5a).

Dan is er nog iets. De HEERE noemt Israël niet alleen “een kind”, Hij noemt hem ook “Mijn zoon”. Bij Israël als ‘kind’ kunnen we denken aan een zekere hulpeloosheid. Een klein kind vraagt om verzorging en vertedert de gevoelens van de ouders. Bij ‘zoon’ denken we meer aan volwassenheid, iemand met wie een ouder bepaalde dingen kan bespreken. Een zoon is iemand met wie je kunt overleggen en die zelfstandig kan denken en handelen. Hij kent de gedachten van zijn vader en kan die tot de zijne maken en zo in de geest van zijn vader handelen. Hij kan zijn vader vertegenwoordigen. Kind en zoon zijn dezelfde persoon, maar met een verschillende benadering. Zo was het ook met Israël en zo is het ook met de gelovige die tot de gemeente behoort.

God heeft Israël als Zijn zoon uit Egypte geroepen (Ex 4:22-23). Hij heeft het volk bevrijd uit de slavernij, opdat Hij met Israël Zijn gedachten kan delen en via Israël in de wereld kan laten zien Wie Hij is. Helaas heeft Israël daaraan niet beantwoord. Maar er is een Ander Die daaraan wel heeft beantwoord. Dat is dé Zoon van God, de Heer Jezus. Het is dan ook niet voor niets dat dit vers uit Hosea wordt aangehaald als de Heer Jezus geboren is en direct al voor Herodes moet vluchten naar Egypte en daarna weer terugkeert naar Israël (Mt 2:14-15).

Israël heeft gefaald, maar God stelt Zijn Zoon in hun plaats. Zijn Zoon gaat de geschiedenis van Israël opnieuw doormaken, maar Hij doet dat zonder te falen en alles tot heerlijkheid van God. Een dergelijke vergelijking hebben we ook gezien met betrekking tot Israël als wijnstok (Hs 10:1).

Copyright information for DutKingComments