Hosea 12:8

Nederlands vers (9)

Ik ben rijk geworden

Hosea’s beschuldiging van Hs 12:8 heeft geen doel getroffen. Wat Efraïm hier zegt, doet denken aan wat de gemeente in Laodicéa opmerkt: “Ik ben rijk en verrijkt en heb aan niets gebrek” (Op 3:17a). Door dit uit te spreken blijkt dat ze, net als Efraïm, volstrekt blind zijn voor haar zonden. In de laatste dagen zal de christenheid door dezelfde zelfvoldaanheid worden gekenmerkt als Efraïm destijds.

Voor Efraïm is hun rijkdom het bewijs dat het wel goed zit. Ze denken in de zin van: ‘Als we verkeerd zouden zijn, zou God ons dan zo zegenen?’ Maar rijkdom is nooit een bewijs van zegen. Voorspoed maakt vaak blind voor de zonde. Het is dom je hoop op zoiets als de onzekerheid van rijkdom te stellen. Jakobus waarschuwt ons voor die verkeerde inschatting van rijkdom (Jk 1:9-10). Wie het betrekkelijke van de rijkdom kent, zal het woord ter harte nemen zijn “hoop niet gevestigd te hebben op [de] onzekerheid van [de] rijkdom, maar op God” (1Tm 6:17).

Bij alle rijkdom matigt Efraïm zich aan dat er geen zonde is begaan. Elke aanklacht wordt bij voorbaat ongegrond verklaard. Blijkbaar hebben ze in de wet mazen ontdekt waardoor ze zichzelf kunnen wijsmaken dat ze met hun handelwijze de wet niet overtreden. Mensen die alleen gericht zijn op zichzelf en op eigen voordeel uit zijn, hebben altijd een goede mening over zichzelf. Als er toch iets van zonde zou zijn, wordt dat afgedaan met: ‘Niet de moeite waard om over te praten.’

Voor vleselijke christenen is wereldse voorspoed en het succes dat ze hebben vaak de bevestiging dat ze het wat hun levenswijze betreft bij het rechte eind hebben.

Copyright information for DutKingComments