Hosea 14:3

Nederlands vers (4)

De breuk met het verleden

Na de belijdenis en de vergeving is een radicale breuk met het verleden op zijn plaats. Weg met het vroegere leven, het leven in de zonde! God vergeeft de zonden niet als we van plan zijn ermee door te gaan. We moeten werkelijk breken met de zonde (Sp 28:13). Belangrijk in de belijdenis is dat de zonde bij name wordt genoemd. Israël doet dat hier.

Ze zullen niet langer voor hun verlossing uitzien naar Assyrië (Hs 5:13; Hs 7:11; Hs 8:9), maar naar God. Ook zullen ze niet langer op hun eigen kracht vertrouwen of op die van hun (oorlogs)paarden. Mogelijk doelt het rijden op paarden op de steun die ze bij Egypte hebben gezocht (Dt 17:16; Js 30:16; Js 31:1; 3). Met “het werk van onze handen” bedoelt het volk de afgoden. Ook die zweren ze af.

In zijn belijdenis vergelijkt Israël zich met een wees en rekent hij op de barmhartigheid van God voor een vaderloos kind (Ex 22:22; Dt 10:18). Ze zullen zich troosten met de woorden van David: “Want mijn vader en mijn moeder hebben mij verlaten, maar de HEERE zal mij aannemen” (Ps 27:10). Met deze belijdenis laat het volk zien dat het elk recht op het kind-zijn heeft verspeeld en dat alleen een beroep op Gods barmhartigheid overblijft. Dit beroep is niet vergeefs. Het is beter om een voorwerp van Gods genade te zijn, dan met Hem in een verhouding van recht te staan.

God staat altijd klaar om de hulpeloze te helpen. Hij wil hen beschermen die geen bescherming hebben. Hij zorgt voor hen, voor wie niemand zorgt en ontfermt Zich over hen die aan zichzelf zijn overgelaten. In deze situatie zal Israël zich in de eindtijd bevinden en ze zullen in God vinden wat nodig is.

Copyright information for DutKingComments