Hosea 4:13

Offerplaatsen

In de wet waarschuwt God Zijn volk om al die plaatsen waar de volken afgoderij bedrijven, volledig te vernielen (Dt 12:2). Vervolgens vertelt Hij hoe Hij het wél wil hebben (Dt 12:5-6). God heeft Jeruzalem uitgekozen als enige plaats van aanbidding. Israël, de tien stammen, heeft die plaats na de scheuring de rug toegekeerd. Als vervanging daarvoor heeft Jerobeam I Bethel en Dan bedacht, met de gouden kalveren als voorwerpen om te aanbidden. Maar daarbij is het niet gebleven. Ook op andere plaatsen hebben zij, naar heidens model, afgodische offerdiensten ingevoerd. Met het invoeren van de heidense praktijken hebben ze ook hun dochters meegesleept in hun hoererij.

Het volk vindt het daar aangenaam toeven. Het voelt aan als een beschermende schaduw tegen de hete stralen van de zon. Het is er aangenaam, omdat het geweten heerlijk buiten schot blijft; aangenaam, omdat je in een zelfbedachte eredienst alles naar je eigen hand kunt zetten; aangenaam, omdat je gevoel daar lekker aan zijn trekken komt. In verfijndere vorm kunnen we dit alles, in allerlei variaties, op het christelijk erf waarnemen.

De christenheid is doordrenkt van het gevoel ‘ieder voor zich en God voor ons allen’. Dat mag aardig klinken, maar deze opvatting is in strijd met Gods wil. Niemand heeft het recht zelf een eredienst te bedenken. Ook is het niet juist zich zomaar aan te sluiten bij een al bestaande, maar door mensen bedachte eredienst omdat men zich daarin het meest kan vinden, zich het prettigst voelt, waar “hun schaduw goed is”.

In Deuteronomium 12 spoort de HEERE de Israëliet aan op zoek te gaan naar de plaats waar Hij woont (Dt 12:5-7; 10-14; 26). Later blijkt dat Jeruzalem te zijn. In het Nieuwe Testament is er ook een plaats waarvan de Heer Jezus heeft gezegd: “Want waar twee of drie vergaderd zijn in Mijn Naam, daar ben Ik in hun midden” (Mt 18:20). Uit het verband waarin dit vers staat, blijkt dat het gaat om het samenkomen van de plaatselijke gemeente. Daar mogen de offers van lof en dank worden gebracht. Daar kan de schaduw van de Geliefde worden ervaren, zoals de bruid dat in Hooglied zegt (Hl 2:3).

God verlangt ernaar met de Zijnen samen te komen, niet op elke willekeurige plaats, maar op de plaats waar Hij kan wonen. Dat wil zeggen, op de plaats waar Hij rust heeft omdat men zich aan Hem onderwerpt. Als niet Hij en Zijn Woord norm zijn, maar de dienst wordt aangepast aan de smaak van de mens, mag het negatieve resultaat geen verbazing wekken: “Daarom bedrijven uw dochters hoererij en plegen uw schoondochters overspel.” Van een eredienst die veel elementen bevat die het vlees strelen, zal de uitwerking zijn dat onze kinderen voor niets anders dan voor het vlees gaan leven.

Copyright information for DutKingComments