Hosea 5:3

Door God gekend

Wat God hier over Efraïm zegt, doet denken aan wat David zegt, dat de HEERE hem door en door kent (Ps 139:1-4). Maar er is een groot verschil tussen Efraïm en David. In Psalm 139 getuigt David van Gods alwetendheid. Hij is zich ervan bewust dat God hem volkomen kent. Het maakt hem klein en tegelijk vol vertrouwen. Bij Efraïm of Israël is dat anders. Zij zijn zich niet bewust dat God hen kent en al hun daden ziet (vgl. Hs 7:2). God kent hen, maar zij kennen Hem niet (Hs 5:4).

God zegt dat Hij de hoererij van Efraïm en de verontreiniging van Israël kent. Hij noemt hun daden. Dat God Zijn volk door en door kent, bewijst Hij door ze hun zonden voor te houden. Er is niets voor Hem verborgen. “Werkelijk”, er is geen enkele twijfel over hun zonden. Ze zijn verontreinigd en daarom kan God hen niet in Zijn tegenwoordigheid dulden.

Het is genade dat God Zijn volk op hun zonden wijst. Hij wil hen ertoe brengen dat ze de zonden zullen zien zoals Hij die ziet, zodat ze die belijden en Hij kan vergeven. Daartoe komt een heel volk of een enkel mens alleen als er, zoals David doet, in oprechtheid gebeden wordt: “Doorgrond mij, o God, en ken mijn hart, beproef mij en ken mijn gedachten. Zie of er bij mij een schadelijke weg is en leid mij op de eeuwige weg” (Ps 139:23-24).

Copyright information for DutKingComments