Hosea 7:4

Slechte daden en overspel

De Hs 7:3-7 handelen over koningen, regeerders, hoe men die ziet en met hen omgaat en eindigen met de moord op hen. Het lijkt erop dat deze verzen beschrijven hoe de koning met zijn rijksgroten op een verraderlijke wijze ten val wordt gebracht. Om te schetsen wat hier gebeurt, wordt gebruikgemaakt van beeldspraak. De mensen die de koning naar het leven staan, worden vergeleken met een gloeiende oven. Ze zijn vol slechtheid en wraaklust en heel hun binnenste gloeit van ijver om de koning om te brengen. Het deeg stelt de koning voor die in de oven van hun moordlust ter dood gebracht moet worden. Uiterlijk zijn ze vriendelijk voor de koning, maar in hun hart haten ze hem.

Hier openbaart zich duidelijk het verraderlijke karakter van de zonde. Het begint ondergronds, ongemerkt. Het vuur is aangestoken, het deeg gekneed en de bakker slaapt. Dan breekt het geschikte ogenblik aan en laaien de vlammen hoog op. Gewetenloze lieden grijpen hun kans, doden de koning en een ander gaat op de troon zitten. De bakker en de sluipmoordenaar hebben in deze beeldspraak gemeen dat ze – na de noodzakelijke voorbereidingen getroffen te hebben – beiden wachten tot het ogenblik van handelen is aangebroken. Bij dit alles is er geen enkele gedachte aan God aanwezig. Er is niemand die tot de HEERE roept.

“Verblijden zij de koning” (Hs 7:3) wil zeggen dat ze hem vrolijk maken door hem wijn te geven om hem des te gemakkelijker te kunnen doden. Ze maken gebruik van leugens om de regeerders op het door hen georganiseerde feest te krijgen. Voor het vieren van een feestje zijn de regeerders altijd wel te porren. Of er ook een geldige reden voor is, doet er niet toe. Nog minder doet het ertoe of het een feest is waarbij ook de HEERE aanwezig kan zijn. Als er maar wat gevierd kan worden. Het leven is immers één groot feest. Maar de regeerders beseffen niet hoe de haat brandt in de harten van hen door wie zij uitgenodigd zijn.

De beeldspraak van Hs 7:4 is niet zo gemakkelijk te begrijpen. Duidelijk is wel dat het overspelige gedrag van het volk wordt vergeleken met een oven die blijft branden, zonder dat er nieuwe voeding aan wordt gegeven. Het duidt de instelling, de gezindheid van hun hart aan, dat erop gericht is toe te geven aan elke begeerte die zich voordoet. Hun overspelige gedrag kunnen we letterlijk nemen. Er kan ook gedacht worden aan een gedrag dat gelijk is aan dat van de volken om hen heen. Ze denken slechts aan eigen voordeel.

Als de regeerders daarin niet voorzien, moeten ze uit de weg worden geruimd. De voorbereiding daartoe kan mogelijk worden gezien in het kneden van het deeg. Het denken van de mensen moet rijp worden gemaakt. De bakker, dat is hij die zijn plan klaar heeft, praat op de mensen in. Hij spiegelt hun voor hoeveel voordeel het oplevert als de koning aan de kant wordt gezet. Dit sluit aan bij de haat die het volk tegen zijn vorst koestert. Als zo het denken is beïnvloed, “gezuurd”, is de tijd rijp om toe te slaan.

Misschien menen sommigen zelfs dat ze met het doden van hun koning God een dienst doen. De vermenging van afgodendienst met een dienst aan God komt dan wel treffend tot uitdrukking in de vermenging van het zuurdeeg – in de Bijbel altijd een beeld van iets zondigs – met het deeg, dat is gemaakt uit de vrucht van het land die door God is gegeven. De Heer Jezus toont met het beeld van het zuurdeeg aan dat valse leer de hele christenheid zal doortrekken (Mt 13:33).

Copyright information for DutKingComments