Hosea 7:6-7

Het geweten en de begeerte

Het zinsdeel “sluimert hun woede”, kan ook vertaald worden met “slaapt hun bakker” (vgl. Hs 7:4). In dit vers kunnen we dan het volgende beeld zien: de ‘oven’ is de arglist, het ‘hart’ is het deeg of het brood, de ‘bakker’ is de hartstocht van de afgodendienst en van de boze lusten. In de ‘bakker’ kan ook het geweten van de mens worden gezien. Hun geweten slaapt; ze volgen hun eigen wil en inbeelding. Hun hart staat in brand door hun hartstochten. Een onrein hart is als een verhitte oven, en de onreine lusten en verlangens ervan zijn als de brandstof waardoor het vuur heet wordt gemaakt.

Paulus gebruikt dezelfde tot de verbeelding sprekende taal als hij de ontuchtige begeerten beschrijft waaraan mensen zich overgeven die zich van God en Zijn Woord niets aantrekken (Rm 1:27). De natuurlijke gevoelens worden gedood als iemand geen rekening meer houdt met wat God heeft gezegd en men gewoon zijn eigen begeerten volgt.

Het geweten is door God aan de mens gegeven na en als gevolg van de zondeval. Het is een ‘waarschuwingsmechanisme’. Dat wil zeggen dat het geweten alleen een signaal afgeeft als we iets bedenken en doen wat niet goed is. We kunnen ons geweten sussen door voortdurend argumenten te bedenken om het foute dat we gedaan hebben toch niet zo erg te laten lijken. Als we dit maar vaak genoeg herhalen, zal het geweten op den duur niet meer reageren als er iets gedaan wordt wat in strijd is met Gods Woord. Het geweten raakt afgestompt, het is alsof het slaapt. Maar de begeerte slaapt niet. Zij brandt constant als een oven.

Gloeien als een oven

Is in Hs 7:6 alleen het hart nog de oven, hier lijkt het erop dat de hele persoon een oven is geworden, een oven die hun rechters en koningen verteert. Al hun denken en handelingen zijn erop gericht hun leiders om te brengen. Alle handelingen van een mens komen uit zijn hart voort (Sp 4:23). Als er in het hart haat- of lustgevoelens worden gekoesterd, zullen die op een gegeven moment in daden worden omgezet.

Hoe grievend dit alles voor God is, klinkt door in de laatste woorden van dit vers. God beklaagt Zich erover dat er niemand is die tot Hem roept. Niets zou beter zijn voor het volk dan zich te wenden tot Hem Die niet alleen uitkomst kan geven, maar het beste voor Zijn volk zoekt.

Copyright information for DutKingComments