Hosea 8:7

Zaaien en oogsten

Elke daad die een mens verricht, heeft gevolgen. Goede daden hebben goede gevolgen, slechte daden hebben slechte gevolgen. Het is in de natuur te zien. Goed zaad geeft een goede oogst, slecht zaad geeft een slechte oogst. Een mens ‘zaait’ de hele dag woorden en daden. Alles wat hij doet, heeft bepaalde gevolgen, voor hemzelf en mogelijk ook voor anderen. Soms zijn die gevolgen ingrijpend, soms zijn ze niet waarneembaar of meetbaar. In elk geval neemt God er altijd nota van.

Elk woord en elke daad wordt door God naar waarde gewogen en beoordeeld. Een mens is óf bezig met en voor zichzelf, óf met en voor God. Dat is de achtergrond van alles wat hij zegt of doet. Paulus houdt de wettisch gezinde gelovigen van de gemeenten in Galatië voor, dat een mens oogst wat hij heeft gezaaid (Gl 6:7-8; Hs 10:13; Jb 4:8; Sp 22:8). De afgodenvereerders, Israël, zaaien wind. Met “wind” wordt de leegte van Israëls zonde aangeduid; de “wervelwind” of storm die ze zullen oogsten, spreekt van Gods oordeel en het verderf. Naar de wet van de vermenigvuldiging is wat wordt geoogst altijd meer dan wat is gezaaid: de wind is een storm geworden, een macht die vernietigt.

In al het zaaien van de zonde door het volk is elke hoop op vrucht ijdel, tevergeefs (Pr 5:15; Hk 2:13). Vruchteloosheid is het gevolg. Er is geen vrucht voor henzelf, ze lijden honger, maar er is ook geen vrucht voor God. En als er toch wat vrucht is, dan wordt dat allemaal verslonden door vreemden. En zelfs dat is nog niet het einde. Het volgende vers laat een nog grotere leegte zien.

Copyright information for DutKingComments