Hosea 9:3-4

Weg uit het land van de HEERE

Op het oordeel van de misoogst volgt het oordeel van hun verwijdering uit het land. Het land houdt op het volk te voeden en te herbergen. Het land wordt hier “het land van de HEERE” genoemd. Het land is Gods exclusieve eigendom (Lv 25:23). Het zou “een land van recht” (Js 26:10) moeten zijn, een land waar ieder zijn deel krijgt van de overvloed die het oplevert (Dt 8:7-9).

Ze doen echter alsof het hun eigen land is. Ze zullen er als goddelozen uit worden verdreven zoals vroeger Adam en Eva uit het paradijs. Wie zich niet onderwerpt aan de wet van God en zich niet openstelt voor Zijn barmhartigheid en liefde, moet niet verwachten in Zijn land te kunnen blijven. God bezit het eigendomsrecht niet alleen met betrekking tot het land van Israël. Zijn eigendomsrecht betreft de hele aarde (Ps 24:1). Daarom zal iedere boosdoener er uiteindelijk ook uit worden verwijderd.

Egypte en Assyrië zijn de landen waarnaar ze zullen worden weggevoerd. Assyrië is het land dat het oordeel daadwerkelijk zal uitvoeren (Hs 11:5). Het noemen van Egypte moet waarschijnlijk meer symbolisch worden gezien. Egypte staat symbool voor de slavernij waaruit Israël vroeger is bevrijd. In deze slavernij komen ze door hun ontrouw opnieuw terecht (vgl. Hs 8:13), maar nu zal de koning van Assyrië macht over hen uitoefenen. In elk geval zijn Egypte en Assyrië de landen waarop ze hun vertrouwen hebben gesteld in plaats van op God.

Alles wat ze onder het slavenjuk van de koning van Assyrië zullen eten, zal onrein zijn omdat het niet van de bodem van het land van de HEERE komt. Het voedsel zal ook niet geselecteerd en klaargemaakt zijn zoals Mozes dat heeft voorgeschreven en het is ook niet geheiligd omdat de eerstelingen ervan niet aan God zijn aangeboden (Lv 23:10-12).

Offers die de HEERE niet aangenaam zijn

Het volk denkt er niet aan om iets van de vrucht van het land aan de HEERE te geven. Ze zullen voor Hem “geen wijn plengen”, wat betekent dat ze Hem geen drankoffers zullen brengen. Alles is voor henzelf. En als ze al iets als offer brengen, is ook dat alleen om er zelf van te kunnen eten (Hs 8:13). Eenmaal uit het land verwijderd is het voorbij met heel de uitwendige, ceremoniële dienst van Israël. Er is één plaats van eredienst (Dt 12:5-6). Dat laat geen ruimte voor het brengen van offers in het vreemde land waarnaar ze zullen worden weggevoerd.

Maar zelfs al zouden ze hun offers naar Jeruzalem willen brengen, dan nog wil God die niet aanvaarden. Hun offers zijn niet aangenaam voor Hem. Hij wil ze niet in Zijn huis hebben omdat hun harten niet verootmoedigd zijn. Als er iemand is overleden, wordt er treurbrood gegeten (vgl. Jr 16:7). Dat is onrein door de dood (vgl. Dt 26:14). Zo zal alles wat ze als offer willen brengen of wat ze eten dit karakter dragen omdat het gebeurt in een onrein land en door een onrein volk.

Copyright information for DutKingComments