Isaiah 15:5

Op de vlucht

Jesaja treurt intens over de ondergang van Moab (Js 15:5). Zijn hart schreeuwt het uit. Hier zien we dat een profetie waarin oordeel over een vijandig volk wordt voorzegd, de gevoelens van de profeet diep raakt (Js 16:9; Js 21:3; 4; Js 22:4; vgl. Jr 9:1). Net als God heeft Jesaja geen welgevallen in de dood van de goddeloze (Ez 18:23; 32).

Het uitspreken van een boodschap namens God is geen mechanische zaak. De dienaar die de boodschap uitspreekt, is er ten volle bij betrokken. Het bijzondere is hier dat het om een heidens volk gaat. Jesaja wordt aangegrepen door medelijden met wat dit volk overkomt. Als wij een boodschap van oordeel moeten doorgeven, hetzij in het evangelie, hetzij voor Gods volk, mag dat niet gevoelloos gebeuren.

In de Js 15:5-9 beschrijft Jesaja de vlucht van Moab voor de vijand. “Zoar” is een sterkte in het zuiden. De toevoeging “Eglath Selisia”, een bekende plaats (Jr 48:34), wordt ook wel vertaald weergegeven met ‘driejarige vaars’ (Statenvertaling). Dan is het beeld dat Moab een os in de kracht van zijn leven is die nog niet onder een juk is geweest. Naar deze nog niet veroverde sterkte nemen de vluchtelingen van Moab hun toevlucht voor de vijand uit het noorden.

Dan volgt Jesaja in de geest de vluchtelingen. Ze worden door de vijand opgejaagd naar het zuiden. Eerst hebben ze de helling beklommen naar Luhith in het midden van het land. Daarna zijn ze weer afgedaald naar Horonaïm, al jammerend over de ondergang van het land.

De vijand heeft alles verwoest onder andere door de wateren van Nimrim te dempen met als gevolg dat er niets meer groeit (Js 15:6). Ook hebben ze in hun opmars niets gespaard, maar alles met hun voeten vertrapt. De weinige bezittingen die de Moabieten hebben kunnen meenemen, dragen ze over de Wilgenbeek (Js 15:7) om hun toevlucht te nemen tot het gebied van Edom.

Overal in Moab is er luid en wanhopig gejammer (Js 15:8). Het geschreeuw van de Moabieten doorkruist het hele land. Van Eglaïm tot Beër Elim betekent van het uiterste noorden van Moab tot het uiterste zuiden, net als in Israël van Dan tot Berseba (Ri 20:1). Er is geen plek waar het niet doordringt.

En hoeveel bloed er ook al is gevloeid, het zal nog erger worden (Js 15:9). Om dit te illustreren verandert de profeet de naam van de stad Dibon in Dimon, een woord dat verwant is aan het woord bloed. In het Hebreeuws luidt het dan: ‘De bloedstad is vol van bloed.’ Ook de vluchtelingen die een overblijfsel zijn, zullen niet ontkomen aan het oordeel dat de HEERE over hen heeft besloten en uitvoert.

Copyright information for DutKingComments