Isaiah 24:1

Inleiding

De vorige hoofdstukken geven het verslag van de handelingen van God met de afzonderlijke naties ten noorden, ten oosten en ten zuiden van Israël. Dit hoofdstuk beschrijft het oordeel van God over de westerse naties, inclusief Israël, in “de voleinding van de eeuw” (Mt 24:3). Het is de tijd dat Hij, aan Wie “is gegeven alle macht in hemel en op aarde” (Mt 28:18), terugkomt om Zijn koninkrijk te zuiveren (Mt 13:41), waarna Hij Zijn koninkrijk op aarde zal vestigen.

De afzonderlijke naties in Jesaja 13-23 laten de verschillende toestanden zien waarin de wereld als van God vervreemd zich heeft geopenbaard. Dit gebeurt onder invloed van en geleid door geestelijke machten van de boosheid in de hemelse gewesten.

1. Zo stelt Babel het (christelijke) godsdienstige systeem van verderf en verdrukking over de hele aarde voor. Het volk van God is daardoor gevangen.

2. In Assyrië zien we de (islamitische?) vijandschap tegenover Gods volk.

3. Filistea is de voortdurende vijand niet buiten, maar in het land. Zij staan voor naambelijdenis.

4. Moab staat voor menselijke trots en hoogmoed.

5. Damascus is de vijand van Gods volk, maar verbonden met het afvallige deel van dit volk tegen het trouwe deel.

6. In Duma of Edom zien we het zelfvertrouwen van de mens, zijn onafhankelijkheid, die vanuit die positie Gods volk bespot en ermee handelt.

7. Jeruzalem staat voor lippenbelijdenis.

8. Tyrus staat voor de heerlijkheid van de wereld.

9. Egypte is de wereld die zich op zijn wijsheid beroemt, maar waarvan de wijsheid verloren is gegaan.

Van al deze vijanden zal Gods volk worden bevrijd, evenals van alles wat op aarde is en ook van de geestelijke boosheden in de hemelse gewesten en de koningen van de aarde. Maar eerst wordt de profetische aarde gezuiverd. Met ‘profetische aarde’ wordt dat deel van de aarde bedoeld dat in de profetieën wordt genoemd. De profetische aarde is het gedeelte van de aarde dat voor God het meest verantwoordelijk is omdat daar het licht van het evangelie het langst en het helderst heeft geschenen. In onze tijd blijkt echter steeds duidelijker hoe dit evangelie juist daar verworpen wordt (2Th 2:10). Het is het gedeelte van de aarde dat de Heer Zijn (aardse) koninkrijk noemt (Mt 13:41), waarin tarwe en onkruid samen opgroeien.

We herkennen hierin de christelijke westerse wereld. Dit aardse koninkrijk wordt gezuiverd: alle ergernissen worden eruit weggenomen en het onkruid wordt verzameld en weggedaan (vgl. Mt 13:40-41). Op deze wijze wordt de profetische aarde in dit hoofdstuk gezuiverd en zal er ruimte worden gemaakt voor de vestiging van Gods rijk. Alle vijandige machten zullen de Goddelijke vergelding ondergaan op de dag van de HEERE, zoals die in dit hoofdstuk wordt aangekondigd.

Veel ervan doet denken aan de oordelen in het boek Openbaring. Vandaar dat het gedeelte van Jesaja 24-27 ook wel ‘de Openbaring in het klein’ of ‘de Apocalyps van Jesaja’ zijn genoemd. Er is ook een duidelijk verband met Jeremia 4, waar deze oordelen ook worden beschreven (Jr 4:23-31).

Het oordeel treft de hele aarde

De uitleg van dit gedeelte hangt af van de vertaling van het Hebreeuwse woord eretz. Het kan worden vertaald door ‘land’, dat wil zeggen het land Israël. Het kan ook worden vertaald door ‘aarde’. In het tweede geval gaat het om het oordeel over de aarde. Omdat Mattheüs 24 (Mt 24:38-41) dit gedeelte verbindt met de zondvloed, kiezen we voor de uitleg voor de vertaling door ‘aarde’. De parallel tussen ‘land’ en ‘[bewoonde] wereld’ in Js 24:4 in de vertaling die wij gebruiken, de HSV, steunt deze keuze.

Wel moeten we bedenken, dat het hier gaat om de profetische aarde in tegenstelling tot de profetische zee van de volken. We moeten bij de profetische aarde denken aan hen die de liefde tot de waarheid niet hebben aangenomen, dat wil zeggen de westerse, (ex-)christelijke wereld, met name Europa. Bij de profetische zee van de volken gaat het om volken die geen verbinding met God hebben, maar zich tegen Hem en Zijn volk keren.

Alles waardoor de wereld wordt gekarakteriseerd, zal in de eindtijd het oordeel ervaren dat in de openingsverzen van dit hoofdstuk wordt voorzegd. Hier maakt de HEERE geen gebruik van menselijke instrumenten, maar voert Hij het oordeel Zelf uit (vgl. Js 13:9-12; Jd 1:14-15) en door Zijn engelen (vgl. Mt 13:41; 49). Alles wordt ondersteboven gekeerd (Js 24:1).

We gaan als het ware terug naar het begin van de schepping, dat de aarde woest en leeg is (Gn 1:2). De wereld wordt opnieuw woest en leeg, nu door het oordeel van God. Hierdoor kan er, net als in het begin, een nieuwe hemel en een nieuwe aarde door Hem worden geschapen (Js 65:17). Dat is het vrederijk.

Het is “het uur van de verzoeking, dat over het hele aardrijk zal komen” (Op 3:10). Wat bij de zondvloed is gebeurd (Gn 6:7; 17), zal weer gebeuren als de HEERE het aardrijk oordeelt. De mensen zullen geen steun bij elkaar vinden om Gods oordelen te weerstaan of te verdragen. Ieder zal alleen zijn in zijn ellende.

Alle aardbewoners zullen geoordeeld worden. Er zal geen onderscheid zijn in geestelijke of sociale status (Js 24:2; Rm 2:11), alle lagen van de bevolking worden getroffen. De aarde zal van al haar schoonheid worden ontdaan. Er wordt als het ware een rouwkleed overheen gelegd (Js 24:3). Dat dit oordeel de hele aarde zeker zal treffen, wordt nog eens bekrachtigd met de woorden “de HEERE heeft dit woord gesproken”.

Copyright information for DutKingComments