Isaiah 25:1

Het overblijfsel looft de HEERE

Het is geen wonder dat na de openbaring van de heerlijkheid van de Heer Jezus in Zijn regering in het laatste vers van het vorige hoofdstuk er nu een lofzang volgt. Dit hoofdstuk en het grootste deel van het volgende bestaan uit een danklied. Het danklied in dit hoofdstuk komt uit de mond van Jesaja als de stem van ieder die tot het Godvrezende overblijfsel na de grote verdrukking behoort (vgl. Js 12:1-6). Het is in dit hoofdstuk meer het getuigenis van persoonlijk geloof. In het volgende hoofdstuk is de lofzang niet meer individueel, maar horen we het hele overblijfsel zingen, met Jesaja als het ware als de voorzanger.

Het overgrote deel van het volk Israël, de ongelovige massa, is reeds geoordeeld door toedoen van de Assyriërs. De antichrist is onttroond. Dan komt de oogst van de profetische aarde (Js 24:1-4; Op 14:14-20). Wat overblijft in Israël, is gelouterd. Dit overblijfsel vormt de kern van het nieuwe Israël. Het zijn de honderdvierenveertigduizend verzegelden. Voor hen is “de zangtijd … aangebroken” (Hl 2:12).

Eerst is er de dankbare erkenning dat de HEERE hun God is (Js 25:1; Hs 2:22; Zc 13:9). Het is de uiting van de gelovige die zich verheugt over zijn persoonlijke relatie met Hem. Het is tegelijk de geest van dankbaarheid die het hele overblijfsel kenmerkt. Zij loven Gods trouw aan Zijn verbond met Zijn aardse volk. Het loven van Zijn Naam is Hem prijzen voor de openbaring van Zijn Wezen.

Die openbaring is te zien in het wonder van het oordeel over Zijn vijanden. Hij heeft de vijandige stad omvergeworpen, de hoofdstad van het wereldrijk, Babel, ofwel het herstelde Romeinse rijk (Js 25:2). “De versterkte stad” staat symbolisch voor alles wat de mens in zijn hoogmoed op aarde heeft opgebouwd. God zal dat hele systeem oordelen. Het gevolg van Zijn oordelen, “daarom”, is dat “een sterk volk, de stad van gewelddadige volken” – Babel ofwel het herstelde Romeinse rijk – vol ontzag zal zijn voor wat de HEERE heeft gedaan en Hem gedwongen zal eren (Js 25:3). Alle trotse organisaties van mensen zullen ten onder zijn gegaan. En opnieuw klinkt de verzekering dat Babel nooit meer opgebouwd zal worden.

Het verloste overblijfsel herinnert zich met dankbaarheid hoe de HEERE in de tijd van de grote verdrukking en de heerschappij van de antichrist een sterkte en schuilplaats is geweest (Js 25:4; Js 32:2; Ps 61:4). Dit vers is voor veel gelovigen in beproevingen tot vertroosting geweest en is het nog steeds voor hen die beproefd worden. Als wij door een tijd van grote beproeving zijn gegaan, kunnen wij ook danken voor Zijn bewaring. Er is geen bitterheid bij het overblijfsel voor wat hun is aangedaan. Dat moet bij ons ook niet zo zijn.

De HEERE heeft het woeden van de vijand onderdrukt, hun overwinningsgezang heeft Hij doen verstommen (Js 25:5). Hij heeft hun op Zijn tijd een halt toegeroepen. Daarom is niet het hele volk omgekomen en zijn er enkelen gespaard gebleven (Mt 24:22).

Copyright information for DutKingComments