Isaiah 26:11

De goddeloze wordt verteerd

De goddeloze gaat aan alle oordelen voorbij, hij laat zich er niet door waarschuwen, hij bekeert zich niet. Met “de goddeloze” (enkelvoud) wordt meestal de antichrist bedoeld. De verharding van de goddeloze is zo groot, dat zelfs al zou er een aanbod van genade komen, hij dat zou afslaan (Js 26:10). Hij leeft in een land van recht, dat is Juda, maar hij handelt er niet naar. Het ligt dan ook niet aan de omstandigheden, maar aan de onverbeterlijke slechtheid van de mens. Een gunstige omgeving werkt niets uit als het hart niet op God is gericht. Ook al heeft de goddeloze Gods gerechtigheid leren kennen in het oordeel, hij leert het wezen van de gerechtigheid niet kennen. Hij blijft een verklaarde tegenstander van God en Zijn volk.

Gods hand is dreigend opgeheven (Js 26:11) om hen te slaan die zich met de goddeloze hebben verbonden, dat zijn alle goddelozen die voor de antichrist hebben gekozen (Jh 5:43). Maar ze zijn blind voor de dreiging, ze willen die niet zien. Het ogenblik komt echter onherroepelijk dat ze zullen beseffen dat Gods vuur hen heeft verteerd vanwege hun tegenstand. Dan is het voor eeuwig te laat om zich te bekeren.

De Heer Jezus spreekt over een rijke man die in de eeuwige pijn is (Lk 16:19-31). Deze man vraagt niet om bevrijding uit de hades. Wel wenst hij dat anderen daar niet terecht zullen komen (Lk 16:28). De Heer wijst er dan op dat alleen Gods Woord iemand kan overtuigen tot bekering (Lk 16:31).

Copyright information for DutKingComments