Isaiah 29:12

Het oordeel van verblinding

In Js 29:9 gaat Jesaja opnieuw de toestand van Gods volk beschrijven, de verdrietige morele toestand die Gods ingrijpen door de Assyriërs tot tweemaal toe noodzakelijk maakt. In het vorige hoofdstuk heeft hij de spottende geest en het ongeloof aan de kaak gesteld (Js 28:14), hier wijst hij op de geest van verblinding. Hij zegt hun dat ze in blindheid moeten voortgaan op hun dwaze, zelfgekozen weg. Ondanks al de openbaringen van Gods wil en ondanks de voortdurende boodschappen van Zijn profeten hebben zij zich afgewend en zijn de raadslagen en inbeeldingen van hun eigen hart gevolgd.

Als door wijn beschonken zijn ze beneveld door menselijke tradities die het Woord van God ongeldig verklaren. Zo is het Woord voor hen onverstaanbaar geworden. Dat is niet omdat het Gods Woord zou ontbreken aan duidelijke uitspraken of omdat het onderwijs te ingewikkeld is, maar omdat ze door hun ongeloof blind zijn geworden (vgl. Mt 13:14-15). Het is de weg van verharding. In hun geestelijke roes waggelen ze het oordeel tegemoet.

De verblinding en verdoving zijn ook een oordeel van de HEERE (Js 29:10). Nadat het volk gekozen heeft om blind te zijn en hun harten heeft verhard, komt het moment dat de HEERE als het ware hun keuze respecteert en tegen hen zegt: ‘Als je kiest om blind te zijn, dan zul je blind zijn. Als je kiest om je hart te verharden, zal Ik je hart verharden.’

Dit vers wordt door Paulus aangehaald om aan te tonen dat er in de tegenwoordige tijd nog steeds van de verharding van het volk sprake is (Rm 11:7-8; 2Ko 3:14). Ze willen niet verstaan, daarom zullen ze niet verstaan. Hun geestelijke gesteldheid is als een diepe slaap, waardoor stemmen niet tot hen doordringen. Hun profeten, zij die de ogen van het volk zijn om te zien wat de HEERE van Zijn volk wil, hebben hun ogen gesloten. Hun hoofden, de zieners, kunnen ook niets zien. Zij die het blinde volk moeten leiden, zijn zelf blind. En hoe kan een blinde een blinde leiden (Mt 15:14-15)?

De geopenbaarde wil van God is voor hen als een verzegeld boek geworden. De een die kan lezen, begrijpt de boodschap ervan niet (Js 29:11). De ander kan niet lezen en begrijpt de boodschap ook niet (Js 29:12).

Veel christenen verkeren in een dergelijke toestand als het bijvoorbeeld gaat om het profetische boek van het Nieuwe Testament bij uitstek, het boek Openbaring. Het wordt als een verzegeld boek beschouwd dat men niet kan lezen, of de lezer ziet zichzelf als onbekwaam om het te lezen, ondanks de naam van het boek, ‘Openbaring’ ofwel ‘onthulling’. Mensen die hiermee menen een excuus te hebben gevonden om niet in Gods Woord te lezen, tonen hierdoor aan dat de verblinding haar werk doet.

De lippengodsdienst, waarbij het hart van God is vervreemd (Js 29:13), is het gevolg van tradities, aangeleerde geboden van mensen. Het hart is de geboorteplaats van de gedachten (Mt 15:19). Het is “arglistig boven alles” en alleen “Ik, de HEERE, doorgrond het hart” tot in de diepste schuilhoeken ervan (Jr 17:9-10). De Heer Jezus haalt deze woorden van Jesaja aan als Hij de godsdienstige leiders verwijt dat zij het Woord van God krachteloos maken door leringen te leren die geboden van mensen zijn (Mt 15:3-9; Mk 7:6-9).

Het resultaat is het verlies van wijsheid en het verborgen blijven van de wil van God (Js 29:14). Dit is het gevolg van een wonderlijk handelen van God, wonderlijk omdat het een oordeel over Zijn eigen volk is. Hij is tegen Zijn volk. Daarom gaat de HEERE op dezelfde wijze verder handelen als in de afgelopen tweeduizend jaar.

Het woord van Js 29:14 is ook een woord dat wordt aangehaald door Paulus en wel in verbinding met de prediking van het woord van het kruis (1Ko 1:18-19). Daaruit blijkt dat het in zijn toepassing ook gezag heeft voor de christenheid vandaag. Dit oordeel van verharding dat door Jesaja wordt aangekondigd, gaat ook al verregaand op voor de christenheid, hoewel gelukkig nu nog niet ten volle. Het zal echter wel ten volle gebeuren na de opname van de gemeente (2Th 2:11-12). In de christenheid heeft men ook de Bijbel in handen, terwijl men niet in staat is te lezen of te begrijpen wat God te zeggen heeft, want het hart is van God vervreemd. De zogenaamde wijsheid van vrijzinnige theologen zal Hij als dwaasheid tentoonstellen.

Hoe diep de afvallige kan zinken, laat Js 29:15 zien. Het is de grootste dwaasheid te veronderstellen dat men zich voor de HEERE kan verbergen als men dat maar diep genoeg doet. Hierover komt het derde “wee”. De profeet is er diep door geschokt. Hij spreekt zijn grote verontwaardiging uit over hun dwaasheid om te veronderstellen dat zij wijzer zijn dan de HEERE (Js 29:16). De HEERE zegt tegen hen: “U draait [de zaken] om.” Alles is ondersteboven gekeerd. In plaats van hun vertrouwen op de HEERE in de hemel te stellen, stellen zij hun vertrouwen op mensen op aarde. Het is de dwaasheid ten top.

In hun gedachten hebben ze de verhouding tussen het nietige schepseltje en de soevereine Schepper op de kop gezet (vgl. Js 45:9; Js 64:8; Jr 18:1-6; Rm 9:19-21; Jb 33:13). Ze ontkennen hun relatie met Hem of schrijven Hem minderwaardige kwaliteiten toe. Ze loochenen wat de psalmist met grote vreugde erkent, namelijk, dat de HEERE hem door en door kent (Ps 139:1-4).

Ze zijn als het leem dat zich aanmatigt op hetzelfde niveau als de pottenbakker te zijn en in zijn dwaasheid beweert dat de pottenbakker geen pot van hem heeft gemaakt (Rm 9:21). We herkennen het ook in de dwaasheid van de oerknal- en evolutietheorie die bedacht zijn om God als Schepper te loochenen.

Dit is de verkeerdheid van allen die willen handelen in onafhankelijkheid van God. Ze houden er geen rekening mee dat ze niet geschapen zijn om voor zichzelf te leven, maar om Hem te dienen. Ze loochenen dat Hij hen heeft gemaakt of ze verwijten Hem dat Hij zonder verstand bezig is geweest. Het is het soort mensen dat God de schuld geeft van alle ellende, alsof Hij het door Zijn handelen in de hand heeft gewerkt. Zulke dwaze uitingen tonen aan dat zij er blind voor zijn dat zij door hun ongeloof en eigenzinnigheid alle ellende over zichzelf hebben gebracht. De enige weg tot zegen voor de mens is zich neer te buigen voor de absoluut wijze Schepper en zich te onderwerpen aan Zijn heilige wil.

Copyright information for DutKingComments