Isaiah 32:13

Oordeel over zorgeloosheid

In Js 32:9 is Jesaja weer terug in Jeruzalem. Voordat de gerechtigheid gaat heersen in het vrederijk, moet het volk eerst gelouterd worden gedurende de grote verdrukking. In die tijd zal het volk de bede opzenden: “Doorgrond mij, o God, en ken mijn hart, beproef mij en ken mijn gedachten. Zie of er bij mij een schadelijke weg is en leid mij op de eeuwige weg” (Ps 139:23-24). Daartoe wordt de geestelijke toestand van het volk beschreven, een toestand die de loutering door God noodzakelijk maakt.

Jesaja keert zich met scherpe woorden tegen de zelfverzekerde vrouwen in de stad (vgl. Js 3:16-26). Hij veroordeelt hun zorgeloosheid terwijl het oordeel voor de deur staat (vgl. Am 6:1a). Ze maken zich nergens druk om, behalve om hun eigen genot. Ze leven rustig hun leven van luxe en welvaart, zonder enige angst voor het dreigende gevaar. Deze zorgeloosheid en rust zijn niet het gevolg van vertrouwen op de HEERE, maar van hun onverschilligheid aangaande de HEERE en Zijn woorden door de profeet.

Daarom zullen ze binnen niet al te lange tijd – en die tijd wordt vrij nauwkeurig aangeduid – uit die zorgeloosheid worden wakker geschud (Js 32:10). Het komt nog niet direct, maar het komt zeker. Hun rust zal veranderen in sidderen. Het zal uit zijn met de pret waarin de wijn zo’n belangrijke rol speelt.

Jesaja roept hen op zich te ontkleden, zich te ontdoen van al hun pracht en praal (Js 32:11). Hij roept op om tot inkeer te komen en droefheid te tonen over de aangenomen levensstijl waarvan de HEERE buitengesloten is (vgl. Lk 15:17-19). Jesaja stelt hun voor hoe het er over niet al te lange tijd zal uitzien (Js 32:12-14). Het zal er allemaal troosteloos en hopeloos uitzien.

Er is geen melk meer voor de baby’s; er staat geen goudgeel koren meer op de akkers; er zijn geen wijnstokken meer met hun weelderige vrucht (Js 32:12). De gevolgen van de zonde, de “dorens [en] distels”, zullen het land vullen en de vreugdehuizen en de uitgelaten stad overwoekeren (Js 32:13). Alles is verlaten als hun koning weg is en het volk uit hun huizen is weggevoerd in ballingschap (Js 32:14; Zc 14:2b). De stad is een spookstad geworden, zonder enige bescherming. De enigen die er nog wat vreugde beleven zijn de wilde ezels die er misschien nog iets eetbaars kunnen vinden.

Copyright information for DutKingComments