Isaiah 33:17

Wonen bij de HEERE

Niet alleen de volken ver weg zijn verbouwereerd. Ook te midden van hen die terugkeren naar Israël bevinden zich nog zondaars (Js 33:14). Zij moeten uitgezuiverd worden (Ez 20:38). Ook deze weerspannige Israëlieten zullen hun oordeel niet ontlopen (Ez 20:34-38), want er is bij God geen aanneming des persoons.

Vervolgens stelt Jesaja enkele gewetensvragen. Nu door de oordelen de nabijheid van de HEERE bijna tastbaar is, zien de Israëlieten – net als Jesaja zelf in Jesaja 6 – zichzelf in het licht van God. Uiterlijke belijdenis is niet voldoende. Net als bij Johannes de doper, die voor God de weg moest bereiden, worden de harten nu gelouterd.

Het resultaat is een Godvrezend overblijfsel. Zij zullen kunnen wonen bij “een eeuwige gloed” (vgl. Hb 12:29), dat is in de tegenwoordigheid van de Heilige van Israël, omdat er in hen niets te verteren valt. Bij hen zijn de kenmerken aanwezig die in Js 33:15 worden genoemd (vgl. Ps 15:1-3). Dit behoort ook ons te kenmerken. Daar moeten we maar eens aan denken als we naar een film kijken waarin soms dingen worden getoond en gezegd die hiermee in strijd zijn.

Zij zullen op de hoogten wonen, zij zullen beschermd en gevoed worden (Js 33:16). Zij zullen hun Koning-Messias in Zijn schoonheid zien als Hij terugkomt om alle beloften te vervullen (Js 33:17). Zij zullen het grote, uitgestrekte Israël zien zoals dat aan Abraham is beloofd (Gn 15:18). Dat is hun beloning omdat zij hun ogen hebben toegesloten om het slechte niet aan te zien (Js 33:15).

Ze zullen de verschrikkingen overpeinzen waar ze doorheen zijn gegaan (Js 33:18). Alle vertegenwoordigers van het schrikbewind waaronder ze hebben gezucht, zullen er niet meer zijn. Ze zijn voorbij, voor altijd. De politieke secretaris die de opgebrachte belasting noteert (“schrijver”), de belastingcontroleur die het gewicht van goud en zilver controleert (“betaalmeester” of ‘weger’) en de militaire commandant die de vestingwerken nagaat (“hij die de torens telt”) komen niet meer opdagen.

Ja, het hele onderdrukkende volk zal uit hun ogen zijn verdwenen (Js 33:19). Ook hun oren zullen niet meer gekweld worden door het horen van een vreemde taal, want dat betekent dat de vijand bij hen aan de macht is en zij slaven zijn. De vijand is er niet meer en verdwenen is dan ook die onbegrijpelijke taal en die bespottelijke tongval.

Paulus haalt dit vers in gewijzigde vorm aan in een vergelijking tussen de bevrijdende kracht van het kruis en de macht van de wereld (1Ko 1:21). Hij laat zien dat alle macht van de wereld geen mens heeft kunnen bevrijden van zijn zonden, maar hem slechts in slavernij houdt. De wijsheid van God heeft die bevrijding mogelijk gemaakt door het werk van Christus op het kruis. Daardoor kan de gelovige met vrijmoedigheid zeggen: ‘Waar zijn al die vijanden gebleven?’ Dat moet ons overigens niet achteloos maken in ons leven met de Heer, want dan kan zo’n vijand zomaar weer opduiken.

Copyright information for DutKingComments