Isaiah 36:7

Redevoering van de commandant

De commandant, die ook Hebreeuws spreekt, begint in deze verzen tegen de afvaardiging van Hizkia een snoevende redevoering. Hij bewijst een geslepen diplomaat te zijn. Hij stelt zijn koning voor in al zijn macht. Tegenover die grootheid plaatst hij de totale hulpeloosheid van alles waarop Hizkia – die hij bewust geen koning noemt – en het volk vertrouwen. Op deze manier wil hij zijn tegenstanders angst aanjagen, zodat ze elke weerstand als zinloos opgeven.

De commandant vertegenwoordigt zijn grote koning en spreekt namens hem (Js 36:4). Eerst neemt hij het vertrouwen van het volk op de korrel. Als het vertrouwen maar kan worden aangetast, ligt de overwinning zonder langdurige strijd binnen handbereik. Ook voor ons is dit een belangrijke vraag: Waarop is ons vertrouwen gebaseerd? Zodra ons vertrouwen op de Heer weg is, heeft de vijand de overwinning behaald.

De commandant noemt drie dingen waarop Hizkia en het volk volgens hem vertrouwen. Vertrouwen ze soms op propaganda, op stevige uitspraken, op het elkaar moed inspreken (Js 36:5)? Praten over beleid is niet hetzelfde als het krachtig uitvoeren ervan. Nee, met een grote mond of wollige taal win je geen oorlog. Vertrouwen ze dan op iemand anders? Ja, hij weet het wel, ze vertrouwen op Egypte (Js 36:6). Maar ook dat vertrouwen zal niet baten. Het zal zich zelfs tegen hen keren. Ze zullen in plaats van erdoor geholpen te worden, erdoor verwond raken.

De commandant praat hier in dezelfde geest tegen het volk als Jesaja dat heeft gedaan met betrekking tot Egypte (Js 30:3; 5; vgl. Ez 29:6-7). Dit zal hun vertrouwen een extra knak hebben gegeven. Jesaja heeft Juda op hun vertrouwen op Egypte aangesproken en ernstig voor de gevolgen gewaarschuwd. Nu horen ze het uit de mond van de vijand die Jeruzalem omsingeld heeft. De commandant is dus op de hoogte van hun plan om Egypte als bondgenoot in te schakelen!

Hier zien we dat het zoeken van bescherming bij mensen tegen andere mensen faalt. Alleen als we onze bescherming bij de Heer zoeken, zullen we niet beschaamd uitkomen. Niet dat Hizkia zelf dit verbond heeft gesloten. Dat hebben de verantwoordelijke leiders gedaan die niet het geloof van Hizkia hebben. Toch wordt het tegen Hizkia gezegd, want hij is de koning en daarom eindverantwoordelijk of hij er nu van weet of niet.

De commandant heeft nog een pijl op zijn boog. Met de vorige twee pijlen heeft hij vooral op het volk en zijn leiders gemikt. Nu wil hij Hizkia treffen. Die heeft hoog opgegeven van zijn vertrouwen op de HEERE (Js 36:7). Het volk heeft hem daarin nagesproken. Maar Wie is eigenlijk die God? Het is een God van Wie je blijkbaar zomaar altaren kunt weghalen en Die daar niets tegen doet. En dan bepaalt Hizkia dat die God ook nog slechts voor één bepaald altaar kan worden aangebeden. Wat is dat voor een God?

Het zaaien van twijfel aangaande God is altijd het sterkste wapen van de satan geweest. Als ons vertrouwen niet is gebaseerd op de God Die Zich heeft geopenbaard in de Bijbel als Zijn volmaakte Woord en in Zijn Zoon Jezus Christus, zal de satan erin slagen twijfel bij ons te zaaien. Er is slechts één voorwerp van aanbidding en dat is de Heer Jezus. Al het andere moet worden verwijderd. De wereld zal dat bekrompenheid noemen; voor de gelovige betekent elke verwijdering van het verkeerde meer vrijheid.

Weer gaat de commandant spotten over de machteloosheid van Hizkia (Js 36:8). In grote arrogantie stelt hij voor een weddenschap aan te gaan. Hij geeft tweeduizend paarden als Hizkia daarvoor tweeduizend ruiters kan leveren. Daarmee benadrukt hij de hopeloze positie van Hizkia. Daartegenover verheft hij de heldhaftigheid van zelfs de geringste soldaten van het leger van zijn heer (Js 36:9). Ja, hij wil wel geloven dat Hizkia – in werkelijkheid de leiders van het volk – zijn vertrouwen op Egypte heeft gevestigd (Js 31:1). Hizkia heeft immers zelf geen enkele kracht.

In zijn ontmoedigingsretoriek schiet de commandant zijn laatste pijl af. Die gaat over de wil van de HEERE (Js 36:10). Misschien heeft hij wel gehoord van de profetie van Jesaja (Js 10:5) en speelt hij daarop in. Heel overtuigd zegt hij dat de HEERE hem heeft gezonden met de opdracht het land te verwoesten. Zo’n verwijzing naar de wil van de HEERE moet Hizkia toch wel het laatste restje moed ontnemen.

Een dergelijke bewering werkt verlammend bij mensen die geen eigen omgang met de Heer hebben en niet zelfstandig met Gods Woord bezig zijn om Zijn wil te leren kennen.

Copyright information for DutKingComments