Isaiah 40:7-8

Het vlees tegenover het Woord van God

Na de beschrijving van de glorieuze staat van dingen in de Js 40:3-5, wordt een andere stem gehoord, die de opdracht geeft om te roepen (Js 40:6). Als reactie daarop klinkt de vraag, wat er dan wel moet worden geroepen. Het eerste roepen, in Js 40:3, heeft als inhoud de glorie en luister van de HEERE. Dit tweede roepen heeft als inhoud de nietigheid van de mens.

Het antwoord op de vraag wat er moet worden geroepen, is tweevoudig. Er moet een tweevoudige verklaring worden afgelegd. Enerzijds wordt de vergankelijkheid van het vlees verklaard, anderzijds wordt de onvergankelijkheid van het Woord van God verklaard (Js 40:7-8; 1Pt 1:23-25). Wat God zegt, dat is Hij (Jh 8:25). Vandaar dat, zoals Hij Zelf eeuwig is, ook Zijn Woord eeuwig is. Het Woord is ook een Persoon (Jh 1:1; Op 19:13).

Alle heerlijkheid waarop de ongelovigen van Israël zich beroemen, zal vergaan, terwijl wat God gezegd heeft en Wie Hij is, eeuwig zullen blijven. Gods Woord wordt tot op het kleinste letterteken vervuld (Mt 5:18). De ongelovige massa zal als het gras verdorren. Dit is een bekend beeld uit Israël van de gevolgen van de hete wind uit de woestijn, de zogenoemde chamsin. Als deze wind waait, is binnen twee dagen alles verdord wat groeit en bloeit. Dat is wat er van de mens zonder God wordt.

Voor de gelovige is het een bemoediging te weten dat het Woord van God als de onwankelbare steun blijft als alle steun in de mens en van de mens wegvalt. De tegenstelling tussen de vergankelijke natuur van de mens en het onvergankelijke Woord van God kan niet sterker worden voorgesteld.

Copyright information for DutKingComments