Isaiah 51:10-11

Roep om tussenkomst van de HEERE

De voorgaande oproep om te luisteren met daarbij de belofte van redding moet in het hart van de getrouwen een verlangen naar de beloofde redding hebben wakker gemaakt (Js 51:9). Zij weten dat de arm van de HEERE die kan bewerken. Daarom roepen ze Hem op om te ontwaken om hen te hulp te komen. Ze vragen hier om de openbaring van Zijn arm (Js 51:5), Zijn kracht (Js 53:1). Heeft Zijn arm niet de farao en zijn bende neergeslagen?

Rahab is niet slechts een dichterlijke naam voor Egypte, maar is ook de monsterlijke macht achter Egypte (Ps 87:4; Ps 89:11). De draak ziet op de farao als instrument van de satan. De HEERE heeft Zijn volk toen bevrijd en de zee als vluchtweg drooggelegd (Js 51:10). Deze herinnering aan de bevrijding in het verleden en de zekerheid van de bevrijding in de toekomst brengen tot de drievoudige uitroep aan de arm van de HEERE om te ontwaken. Rahab is een beeld van het beest in de toekomst (Op 13:1-8) met de draak (de satan) op de achtergrond (Op 12:3-5). Maar de HEERE zal Israël helpen (Op 12:6).

Het is goed voor de gelovige om zich de vroegere barmhartigheden van de Heer te herinneren. Ook is het nodig om niet alleen met het verleden bezig te zijn, maar om de kracht van de hoop zijn reinigend werk te laten doen. Deze dubbele benadering – van verleden en toekomst – levert de kracht om te bidden, niet alleen om te worden bevrijd, maar vooral voor wat dient tot heerlijkheid van God. Dit zal een antwoord van Gods kant geven dat de verwachting van verlossing ver te boven zal gaan.

De zekere toekomst voor Gods volk

Wat in dit vers volgt, wordt in de Schrift nauwelijks overtroffen in de schoonheid van de taal en in de weldadigheid van de verzekering die aan Gods volk wordt gegeven met betrekking tot hun toekomst. Het spreekt alles op een heerlijke wijze van de duizendjarige zegen die door Israël genoten zal worden. Dit vooruitzicht wordt vergroot en versterkt door de terugblik op de beproevingen en het lijden waarin ze zijn geweest.

Te midden van de grote verdrukking zal het overblijfsel in geloof een loflied aanheffen, nog voordat de vijand verbroken is. Het doet denken aan koning Josafat die een loflied aanheft voordat de vijand verslagen is door de HEERE (2Kr 20:21-22) en aan Paulus en Silas die een loflied zingen voordat de aardbeving en de verlossing komen (Hd 16:25-26). Zo is het met het nog veel heerlijker vooruitzicht dat wij mogen genieten als leden van de gemeente. Onze tegenwoordige ervaringen van diepe beproevingen en verdrukking worden verlicht door de hoop, een hoop die ‘elk leed verzacht’.

Copyright information for DutKingComments