Isaiah 53:8

Lijden, dood en begrafenis

Js 53:7 Het vierde gedeelte of couplet, de Js 53:7-9, beschrijft, net als het tweede gedeelte (Js 53:1-3), het lijden van de Knecht, maar voegt daar Zijn dood en begrafenis aan toe. Hij werd ”verdrukt”, dat wil zeggen zwaar geslagen en mishandeld zonder Hem iets te besparen. Het ziet ook op het aandrijven of voortjagen van slaven of dieren die met zware lasten zijn beladen (Ex 3:7; Jb 39:10). De Knecht was zo’n ‘lastdier’, maar Hij deed Zijn mond niet open, Hij boog Zich onder de last, Hij leed gewillig en liet het toe dat zij Hem mishandelden. Het lastdier van Bileam opende haar mond toen Bileam haar onterecht sloeg om haar aan te drijven (Nm 22:28; 2Pt 2:16). Jeremia vergelijkt zichzelf ook met een lam, maar hij hield zijn mond niet en riep om wraak (Jr 11:19; 20; Jr 12:1-4).

Voor de Heer Jezus was de weg naar de slachtbank vele malen erger. Hij wist volmaakt waar Hij heenging, maar Hij deed Zijn mond niet open. Hij wist alles wat over Hem zou komen (Jh 13:1; Jh 18:4). Er staat twee keer in dit vers dat Hij Zijn mond niet opendeed, waardoor het belang van de vrijwillige overgave van Christus wordt onderstreept. Hij zweeg niet uit zwakte, alsof Hij niet wist wat Hij moest zeggen. Hij wist dat Hij met één woord al Zijn vijanden kon verdelgen (Jh 18:6). Hij zweeg niet uit machteloosheid, maar omdat Hij ervoor koos om te zwijgen. Het hoorde bij Zijn gehoorzaamheid tot de dood, ja, tot de kruisdood (Fp 2:8).

Het ‘scheren’ ziet op het wegnemen van alles wat een mens waardig is. Hij protesteerde niet tegen de mensonwaardige en mensonterende behandeling die men Hem aandeed. Alles brengt Zijn vrijwillige volharding tot uitdrukking op een wijze waarin Hij uniek is. Niemand is met Hem te vergelijken. Het staat duidelijk in treffend contrast met het dwalen van de mens in het begin van Js 53:6.

Js 53:8 Van de onrechtvaardige behandeling en het onrechtvaardige rechterlijke vonnis worden we direct verplaatst naar Golgotha. “Uit de angst en uit het gericht weggenomen” wil zeggen dat Hij ‘door een onderdrukkend / vernederend / onrechtvaardig rechterlijk oordeel’ werd weggenomen (Mt 26:66; Mt 27:22-31; Hd 8:33). Hij kreeg geen eerlijke berechting, maar werd door politieke samenzwering volkomen onterecht veroordeeld.

Hij werd uit de ‘gerechtsverhandeling’ “weggenomen” en naar het kruis gebracht en daar in allerijl gekruisigd, opdat deze afschuwelijke misdaad nog voor de sabbat kon worden afgewerkt. In dit gedeelte gaat het erom dat niemand van Zijn tijdgenoten enig besef heeft gehad, laat staan erover heeft nagedacht, wat Christus heeft doorstaan. Hij is afgesneden uit het land van de levenden en daarmee was voor Zijn tijdgenoten alles voorbij. Het vers eindigt met de erkenning van de werkelijke oorzaak van Zijn lijden.

“Wie zal Zijn leeftijd uitspreken” is niet nauwkeurig vertaald. Het Hebreeuwse woord dor betekent generatie (Gn 6:9). Beter is om te vertalen: ‘Wie zal Zijn generatie vermelden?’ De betekenis is dan: Wie zal Zijn koninklijke afkomst, Zijn rechten als Zoon van David (Mt 1:1), vermelden?

De uitroep “om de overtreding van mijn volk is de plaag op Hem geweest”, komt niet alleen uit de mond van het gelovig overblijfsel van Israël, maar komt hier ook uit de mond van de God van Israël Zelf. Het woord “plaag” (vgl. Js 53:4) benadrukt dit nog eens, want de plaag is het onheil dat God Zelf gezonden heeft.

De kamerling, die op weg is vanuit Jeruzalem terug naar zijn land, leest juist dit gedeelte als Filippus zich bij hem voegt (Hd 8:30-35). De kamerling vindt de verklaring van wat hij leest niet eenvoudig, maar toch heeft hij nagedacht over wat hij heeft gelezen. Hij begrijpt dat het lam waarover hij leest, Iemand, een Persoon, moet zijn. Zijn vraag daarover is voor Filippus een prachtige aanleiding om hem “Jezus” te verkondigen.

Js 53:9 Dit vierde gedeelte (Js 53:7-9), dat het karakter van het lijden van de Knecht en de manier waarop Hij is gedood, heeft beschreven, besluit met de vermelding van Zijn begrafenis. Het eerste deel van het vers geeft de bedoeling van de zondaars weer die Hem in de anonimiteit wilden laten verdwijnen, door Hem samen met de twee rovers die met Hem waren gekruisigd in een soort massagraf te begraven. Maar God had het anders bepaald en zorgde voor een passende omgeving. Daarom stond de Romeinse overheid toe dat Zijn lichaam begraven werd door en in het graf van “een rijk man”, Jozef van Arimathéa (Mt 27:57).

Normaal gesproken wordt een graf meerdere keren gebruikt om het dode lichaam tot ontbinding te laten gaan om het daarna in ossuarium (beenderenkist) te bewaren. Alleen een heel rijk mens kan zich laten begraven in een nieuw graf. Het was een graf “waarin nog nooit iemand was gelegd” (Lk 23:53b). Hij Die uit een maagdelijke moederschoot kwam, kon alleen in een maagdelijk graf worden gelegd.

Het woord “dood” is meervoud en geeft uitdrukking aan het gewelddadige karakter, om niet te zeggen de samengebalde natuur, de veelomvattendheid van Zijn dood. Het feit van Zijn volkomen vrij zijn van zonde – “geen zonde gedaan”, “geen bedrog … in Zijn mond” (1Pt 2:22) – maakte het gepast dat Hij een eerbare begrafenis zou hebben in plaats van in een moordenaarsgraf weggeworpen te worden, zoals Zijn vijanden dat in gedachten hadden. Hij kreeg dit eregraf met het oog op de opstanding. De opstanding komt in het volgende gedeelte aan de orde.

Copyright information for DutKingComments