Isaiah 54:1-6

Inleiding

Dit hoofdstuk is een uitbarsting van gejubel en gejuich na de profetieën over het lijden van de Knecht van de HEEREE, het dragen van de zonden door Hem en Zijn heerlijkheid daarna in het vorige hoofdstuk. Het zijn de heerlijke gevolgen van wat in het vorige hoofdstuk is beschreven, met als kern dat de Messias plaatsvervangend voor Zijn volk heeft geleden en is gestorven. Daarom zijn de gevolgen in de eerste plaats voor dat volk. We zien hier de nakomelingen die de Heer Jezus zal zien (Js 53:10). Als een eerste teken van de volle verlossing horen we het gezang van de verlosten (vgl. Ex 15:1).

Jubel van de onvruchtbare

Israël wordt opgeroepen zich te verheugen met gezang omdat haar toestand van onvruchtbaarheid is veranderd in vruchtbaarheid (Js 54:1). De ervaringen van de onvruchtbare en later toch vruchtbare aartsmoeder Sara zijn daarvan een voorafschaduwing. De verlaten toestand van het volk en hun land zal niet voor altijd zijn. De tijd zal komen dat haar kinderen talrijker zullen zijn dan zij waren vóórdat ze de verlatene was.

Er is ook een toepassing voor ons, gelovigen van de gemeente. Paulus maakt de vergelijking tussen het Jeruzalem dat boven is en het aardse Jeruzalem in de huidige tijd en haalt dan Js 54:1 van dit hoofdstuk in zijn brief aan de Galaten aan (Gl 4:26-27).

De jubel van Js 54:1 zal klinken als het aardse Jeruzalem is hersteld in haar relatie met de HEERE. Dat heeft vooral betrekking op het vrederijk. Daarom wordt haar opgedragen de plaats voor haar tent te vergroten en de kleden van haar tentwoning wijd uit te spannen (Js 54:2). Ze moet haar gebied groter maken om aan de bevolkingsexplosie plaats te kunnen bieden. Die belofte van toename wordt haar gegeven (Js 54:3). Wat hier gezegd wordt, zien we in de aliyah ofwel de terugkeer van de stammen uit de verstrooiing naar het land.

Paulus, die – opmerkelijk in dit verband – tentenmaker van beroep was (Hd 18:3), heeft zijn gebied voor de verspreiding van het evangelie ook steeds groter gemaakt (2Ko 10:15b-16). God is een God van uitbreiding. Bij Hem is voor ieder plaats die zich aan Hem overgeeft. Zo zijn er in het Vaderhuis “vele woningen” (Jh 14:2). Israëls gebied zal groter zijn dan in de tijd van Salomo (Gn 15:18; Gn 28:14). Zij zullen het hoofd van de volken worden en regeren over hen die hen hebben onderdrukt (Mi 4:1-3). De door de koning van het noorden verwoeste steden zullen weer bevolkt worden.

Zo zijn de wegen van de Heer. Verruiming zal op verkleining volgen als Zijn tuchtigingen hun werk hebben gedaan. Als de getuchtigde gelovige meer de werkelijkheid leert kennen van wat op Golgotha is volbracht en in zelfoordeel voor Hem buigt, zal geestelijke verruiming het zekere gevolg zijn. Onvruchtbaarheid en verarming maken plaats voor vruchtbaarheid die uitbarst in overvloed tot heerlijkheid van de Heer en tot verrijking en zegen van anderen.

Ontferming

Het gedeelte dat nu volgt, staat vol van de tederste beloften en vertroostingen. We lezen over de “eeuwige goedertierenheid” (Js 54:8) van de HEERE en van Zijn “grote barmhartigheid” (Js 54:7) op grond van Zijn verbond en de heerlijke toekomst die voor het volk in het verschiet ligt. Israël hoeft niet langer te vrezen, want het volk zal niet meer beschaamd staan (Js 54:4).

Het leek erop dat zij voor altijd verlaten was, maar dat zal schijn blijken te zijn. Ook de schande van haar weduwschap zal worden weggenomen. Als verlatene en weduwe zal zij hersteld worden, ze zal weer worden aangenomen en ze zal weer getrouwd worden. Haar toekomst zal zo vreugdevol zijn, dat ze de schande van haar jeugd zal vergeten, dat is de tijd van haar slavernij in Egypte. Daar is ze als een maagd die door de HEERE aan Zichzelf is verbonden met een verbond van liefde (Jr 2:2; Ez 16:60).

Ze zal zich ook niet meer de smaad van haar weduwschap herinneren, dat is de tijd van haar ballingschap in Babel (Jr 51:5), want haar “Man” is niemand anders dan haar “Maker” (Js 54:5). Hij Die haar Man is geworden, heeft haar ook doen ontstaan. Haar Schepper is een liefdesbetrekking met haar aangegaan. Hij is “de HEERE van de legermachten”, Die de hemelse en aardse legermachten opdraagt wat ze moeten doen.

Hij is ook hun “Verlosser” aan Wie de hele aarde toebehoort en Die daardoor ook in staat is haar van al het nodige te voorzien. Hij is haar Losser, Die haar heeft vrijgekocht uit de macht van al haar vijanden, haar het erfdeel teruggeeft en Zich met haar in de echt verbindt. Hij is wat Boaz voor Ruth was, de Losser, Die ook haar Man is (Ru 4:1-13; Hs 2:15).

Haar relatie met Hem heeft zwaar te lijden gehad vanwege haar ontrouw. Maar de HEERE zal haar terugroepen naar Zichzelf (Js 54:6). Hij neemt haar terug, zoals een man de vrouw terugneemt die hij in zijn jeugd liefhad. Ze heeft Hem mishaagd, maar zij is niet als een gehate. De HEERE ziet de tijd waarin Hij haar heeft moeten verlaten, de tijd van haar ballingschap die voor haar een lange tijd leek (Kl 5:20), als “een klein ogenblik” (Js 54:7).

Het mag voor het overblijfsel een lange tijd lijken, er komt een nog veel langere periode, een “eeuwige goedertierenheid” (Js 54:8), waarin ze Gods “grote barmhartigheid” zullen genieten (Ps 30:6a; vgl. 2Ko 4:17). Dat staat tegenover het korte moment waarop God Zijn toorn uitstort.

Copyright information for DutKingComments