Isaiah 6:13

Totdat …

Hoewel Jesaja gewillig is en bereid om te gehoorzamen, voelt hij het gewicht van deze aankondiging. Zijn reactie laat ook zijn gezindheid zien. Hij gaat niet met vreugde deze boodschap brengen. Hij vraagt hoelang die verblinding of verharding zal duren (Js 6:11; vgl. Zc 1:12). In de vraag “hoelang, Heere?” beluisteren we het vertrouwen dat hij in de HEERE heeft dat Hij Zijn volk niet voorgoed zal verstoten (vgl. Ex 32:9-14). We herkennen hierin de voorbidder.

In het antwoord van de HEERE horen we inderdaad van een “totdat”. Maar eerst moet het oordeel zijn volle uitwerking hebben (Js 6:11-12). Dit duurt zolang totdat het land verwoest en ontvolkt is. Wat dan nog over is, “een tiende deel”, dat we herkennen in de teruggekeerden uit de Babylonische ballingschap, wordt ook weer verwoest (Js 6:13). Dat is bijvoorbeeld gebeurd in het jaar 70 door de Romeinen die Jeruzalem hebben verwoest en een massaslachting onder de inwoners hebben gehouden. Velen zijn toen gevlucht naar Irak, dat buiten het Romeinse rijk lag.

Ook later zijn velen het land ontvlucht voor allerlei onderdrukkers, onder andere de islamitische. Het land is steeds meer ontvolkt geraakt en ook steeds meer verwoest. Het dieptepunt is rond het jaar 1800. Het aantal Joden in het land wordt in die tijd geschat op slechts vijfduizend. Maar altijd is er een overblijfsel in het land geweest, waarmee het wereldwijd verstrooide volk altijd in verbinding heeft gestaan.

Daarna breekt de tijd van het Zionisme aan, met een eerste golf van Russische Joden die aan het einde van de negentiende eeuw terugkeren naar het land. Die terugkeer is doorgegaan. Daardoor zijn er momenteel rond de drie miljoen Joden uit alle vijf continenten uit allerlei landen teruggekeerd naar het land. Niet alleen de inwoners zijn in de loop van de eeuwen verdreven, ook het land is eeuwenlang verwoest geweest.

In de eindtijd, de tijd die nu aanstaande is, zullen land en volk weer worden verwoest. Als Israël door de grote verdrukking gaat, lijkt er niets meer over te blijven. Maar het overblijfsel zal tot nieuwe bloei komen. Het is ermee als met “de eik en de haageik” waarvan alle takken zijn weggehakt en alleen nog een stukje van de stam over is. In de stronk zit echter leven en daarom zal hij uitspruiten.

Dit uitspruitsel zal “een heilig zaad” zijn, een zaad dat volkomen aan de HEERE zal zijn toegewijd. Dit ziet op het overblijfsel dat de HEERE voor Zichzelf heeft bewaard. Dit komt overeen met de naam van de zoon van Jesaja, Sjear-Jasjub, die betekent dat een rest of een overblijfsel terug zal keren, zich zal bekeren. Het is verbazingwekkend dat de HEERE voor het overblijfsel hetzelfde woord “heilig” (qodes) gebruikt als de Heilige Geest heeft gedaan voor de HEERE Zelf in Js 6:3. Daardoor komt de verbinding tussen dit overblijfsel en de HEERE sterk tot uitdrukking.

Bovenal ziet het “heilig zaad” op de Heer Jezus, Die uit een naar Jeruzalem teruggekeerd overblijfsel zal worden geboren (Js 11:1). Hij is “dat Heilige Dat geboren zal worden”, zoals door de engel Gabriël tegen Maria is gezegd (Lk 1:35). Het “heilig zaad” Israël is heilig door zijn verbintenis met het ware heilige Zaad, Christus.

Copyright information for DutKingComments