Isaiah 60:6-9

Naar Israël gebracht

De volken zullen niet slechts opkomen naar Jeruzalem als het centrum, maar zij zullen ook Gods volk vanuit alle landen waarheen het verstrooid is, daarheen terugbrengen (Js 60:4; Js 49:22-23). Het gaat hier om de verloren tien stammen. Deze heidenen zullen daarbij zorgzaam te werk gaan. Wat het volk Israël dan zal beleven, zal hun grote, ontroerende vreugde geven (Js 60:5). De enorme verandering in hun situatie zal niet alleen grote vreugde geven, maar ook een verruiming van hun hart om de oneindige goedheid van God te begrijpen.

De nationale herleving van Israël is al eerder beloofd (Js 26:19). In beeld zien wij dat ook in het visioen van het dal met de dorre doodsbeenderen (Ez 37:1-14; 21-22). Daar zien we dat niet alleen het tweestammenrijk, maar ook het tienstammenrijk hersteld zal worden.

De heidenvolken zullen zich inspannen om Gods volk van alle rijkdommen te voorzien (Js 60:5-6). “Een menigte kamelen”, symbool voor een florerende economie, wordt ingezet om alles wat waardevol is naar Israël te brengen. Ze komen “uit Sjeba”, het land waar eens een koningin vandaan is gekomen om Salomo te bezoeken, ook met “kamelen, beladen met specerijen, met zeer veel goud, en [met] edelstenen” (1Kn 10:1-2). Net zoals toen Israël bij zijn verlossing uit Egypte de rijkdommen van Egypte meegevoerd heeft (Ex 12:35-36), zullen in de toekomst de tien stammen beladen met het vermogen van de volken terugkeren (Js 60:5).

De volken die in de onmiddellijke nabijheid van Israël wonen, zullen als eerste tot geloof komen. De namen die hier worden genoemd: Midian, Efa, Sjeba, Kedar en Nebajoth, spreken van de Arabische landen die nu nog moslimlanden zijn, maar in de toekomst ook tot geloof in Christus zullen komen. Zij zullen goud, wierook en kleinvee in overvloed brengen naar Israël.

“Goud en wierook” worden als eerbetoon ook door wijzen uit het oosten als vertegenwoordigers van de volken naar het Kind Jezus gebracht als Hij geboren is (Mt 2:11). Mattheüs noemt ook mirre, die hier ontbreekt. Mirre is daar op zijn plaats, want dat spreekt van het lijden dat de geboren Koning van de Joden zal moeten ondergaan bij Zijn eerste komst. Maar hier is van lijden geen sprake meer, want bij Zijn tweede komst regeert Hij in heerlijkheid. Goud spreekt van Zijn Goddelijke heerlijkheid, Hij is de Immanuel (Mt 1:23), de God met ons. Wierook spreekt van Zijn heerlijkheid als Mens, Hij is de Mens Jezus, Die Zijn volk verlost van hun zonden (Mt 1:21).

Toch zal ook in het vrederijk er altijd de gedachtenis blijven aan het werk dat Christus heeft volbracht aan het kruis. Daarvan spreekt de grote menigte “schapen” en “rammen” die aan het volk van God ten dienste wordt gesteld om op het altaar van de nieuwe tempel een overvloed aan offers te brengen (Js 60:7). De geur van deze offers zal dit huis omgeven en vullen en aan het “luisterrijk huis” van de HEERE “aanzien” geven. Door dit “welgevallige [offer]” zal God aan Zijn huis de grootste luister en glorie verlenen.

Volken en koningen dienen Israël

De vraag in Js 60:8 zouden we best eens verwerkelijkt kunnen zien in de grote aantallen passagiers die in onze tijd met vliegtuigen aankomen in het land. Daardoor is het mogelijk dat grote aantallen Joden in korte tijd naar hun land terugkeren. Toch vormen zij in onze dagen nog maar een voorproefje van de grote terugkeer naar het land die zal plaatsvinden nadat de Heer Jezus op aarde is gekomen, de vijanden heeft verslagen en Zijn rijk heeft gevestigd.

Ze zullen ook met schepen komen vanuit ver weg gelegen landen (Js 60:9). De HEERE zal die landen het sein geven om Zijn volk te laten gaan. Dat zal niet door politieke besluiten zijn, maar in een bewust handelen met het oog op de eer van de Naam van de HEERE, de God van Israël. Zij zullen hen van goud en zilver voorzien. Tevens zullen de heidenvolken persoonlijk daadwerkelijk meehelpen aan de herbouw van de muren van de stad (Js 60:10; vgl. Zc 6:15). De hulp van koning Hiram uit Tyrus bij de bouw van de tempel is een voorafschaduwing van de hulp die de volken in de toekomst zullen verlenen bij de bouw van de staat Israël (2Kr 2:3-16).

Het dient alles als een bewijs dat de tijd van toorn en tucht voorbij is en dat de HEERE Zich nu met welbehagen over hen ontfermt. Daarom zullen de poorten voortdurend open kunnen staan (Js 60:11), wat aangeeft dat er geen kwaad meer te vrezen is en de vrede is aangebroken. De volken kunnen vrij naar binnengaan om dit eertijds zo geplaagde en verdrukte volk eer te bewijzen (vgl. Op 21:25-26).

Js 60:12 toont aan dat Gods oordeel tijdens het vrederijk zal komen over volken die een opstandige geest openbaren en die weigeren Israël te ondersteunen (Zc 14:17-19). Volken die wel Israël ondersteunen, zullen echter gezegend worden. Een beginsel dat we ook zien als God Potifar zegent vanwege Jozef (Gn 39:5). Dit bewijst dat het nog niet om de eeuwige toestand gaat, maar om een toestand op aarde waar de Heer Jezus regeert en waar Hij het kwaad direct straft.

In Js 60:13 wordt in een tussenzin melding gemaakt van de vreugde van de HEERE die Hij heeft in het vooruitzicht van de heerlijkheid van Zijn heiligdom, de prachtige tempel van het vrederijk. Hij noemt die de “plaats van Mijn voeten”, dat is de ark in de tempel (1Kr 28:2; Ps 99:5; Ps 132:7), wat aangeeft dat Hij daar zal wonen (Ex 25:21-22). Het is de plaats van Zijn rust. De bomen van de Libanon, hier “de luister van de Libanon” genoemd, zullen de luister van de tempel vergroten. Mogelijk moeten we hierbij denken aan aanplanting in de omgeving van de tempel, of dat er lanen mee worden opgesierd die naar de tempel voeren.

Dan gaat de HEERE in Js 60:14 verder met het vertellen over de volken van wie zij in de grote verdrukking zoveel te lijden hebben gehad. Nu zullen hun zonen komen en zich voor hen neerbuigen. Hun vaders zullen zijn weggevaagd door de oordelen in de dag van de HEERE. Ook “allen die u verworpen hebben”, zullen zich voor hen buigen. Dit zijn de mensen die zich niet direct tegen de HEERE en Zijn Gezalfde hebben vergaderd, maar wel Gods volk hebben veracht in de tijd van vijandschap. Deze groepen zullen Jeruzalem “stad van de HEERE, het Sion van de Heilige van Israël” noemen. Wat een verschil met vroeger, toen men er de neus voor heeft opgehaald!

In plaats van verlaten en gehaat te zijn als een versmade, niet beminde vrouw (vgl. Dt 21:15), zal de HEERE de stad “tot een eeuwige glorie maken, [tot] een vreugde van generatie op generatie” (Js 60:15). De vreugde zal door de geslachten heen gaan. De volken en hun koningen zullen hun levenskracht aan dit volk ter beschikking stellen, zoals een moeder melk aan haar kind geeft (Js 60:16). Bovenal zullen zij niet meer blind zijn, maar weten dat de HEERE hun Redder is en de machtige Jakobs hun Verlosser.

Copyright information for DutKingComments