James 1:23-24

De praktijk van het nieuwe leven

Jk 1:19. Na de prachtige uiteenzetting van het werk van God in de Zijnen gaat Jakobus verder met de praktijk van het nieuwe leven. Hij wil dat zijn lezers, die hij weer “mijn geliefde broeders” noemt, weten wat het nieuwe leven vooral behoort te kenmerken. Het eerste wat hij noemt, is “horen”, luisteren. Als je pas bekeerd bent, is het vooral van belang te luisteren naar de Heer en dat te doen in de houding van de jonge Samuel. Eli leert hem zeggen: “Spreek, HEERE, want Uw dienaar luistert” (1Sm 3:9). De Heer Jezus is het volmaakte voorbeeld van Iemand Die luistert (Js 50:4). Daarom wist Hij, toen Hij op aarde was, altijd het juiste te zeggen tegen de juiste mensen op de juiste tijd.

Zo kun ook jij alleen iets zinnigs zeggen als je eerst hebt geluisterd. God heeft je twee oren en slechts één mond gegeven. Wees er snel bij om te horen naar wat de Heer te zeggen heeft.

Reageer niet te snel op wat mensen zeggen. Houd je tong in bedwang en probeer niet steeds je zegje te doen (vgl. Pr 5:1). Laat je ook niet verleiden tot een scherpe, boze reactie als je onrecht wordt aangedaan. De toorn kan zomaar in je omhoogschieten als je iets ziet of hoort wat onrechtvaardig is, of als je je aangevallen voelt. Dan verlies je zomaar je geduld.

Jk 1:20. Nu is toornig worden niet altijd verkeerd. Toorn is een kenmerk van God. Als Hij toornig wordt, oefent Hij Zijn toorn op volmaakt rechtvaardige manier uit. Soms is het nodig dat je toornig wordt, maar pas op dat er geen eigenbelang in het spel is. Paulus waarschuwt niet voor niets dat je in je toorn niet zondigt (Ef 4:26). Als je toornig wordt bij het zien van een bepaald onrecht, kun je zó verontwaardigd en opgewonden raken, dat je jezelf niet meer in de hand hebt. Je kunt dan zomaar dingen zeggen of doen die niet bij jou als een ‘eersteling van Zijn schepselen’ passen.

Bij de Heer Jezus gaan toorn en droefheid op volmaakte wijze samen (Mk 3:5), terwijl bij ons de kans bestaat dat toorn samengaat met een persoonlijk gekrenkt zijn. Als we toornig zijn omdat we persoonlijk beledigd zijn, heeft dat niets met “Gods gerechtigheid” te maken. Dan wordt zichtbaar dat we voor eigen rechter spelen, terwijl er van Gods recht niets te zien is.

Jk 1:21. Om niet in de valkuil van een verkeerde toorn te vallen geeft Jakobus enkele aanwijzingen. Je moet iets afleggen en iets ontvangen. Let op de volgorde. Je moet eerst iets afleggen, want dan komt er ruimte om iets te ontvangen. Jakobus noemt twee dingen die je moet afleggen. Hij is wel actueel als hij begint met “alle onreinheid”. Daarvan is de wereld vol en het kleeft o zo gemakkelijk de gelovige aan.

De onreinheid springt je soms tegemoet, het spat van de aanplakborden langs de weg en als je niet oppast van je beeldscherm. Kijk er niet naar, wend je blik ervan af, houd je er niet mee bezig. Je moet er innerlijk afstand van nemen.

Dat geldt ook voor de “overmaat aan boosheid”. Laat je niet verleiden tot het uiten van boosheid op een manier die meer laat zien van jezelf dan van dat waarover je boos bent.

Jakobus dringt aan op een goede gezindheid. Die goede gezindheid uit zich in “zachtmoedigheid”. Als je zachtmoedig bent, kan God Zijn Woord in je planten. ‘Zachtmoedigheid’ is de juiste grond waarin het geplante Woord kan groeien en tot rijpheid kan komen. Dat Woord kan dan zijn werk doen. Dan zul je door het Woord geleid worden op je levensweg en zul je die weg tot de volle behoudenis, dat wil zeggen totdat je bij de Heer bent, kunnen vervolgen. Je leven zal vrucht dragen die voortkomt uit de nieuwe schepping die je bent, een vrucht die voor God een vreugde is.

Jk 1:22. Op die manier zal duidelijk worden dat je niet alleen een hoorder van het Woord bent, maar ook een dader. Herodes bijvoorbeeld was alleen een luisteraar. Hij hoorde Johannes graag (Mk 6:20), maar hij was geen dader van het door Johannes gesproken woord. Toen het erop aankwam, liet hij liever Johannes doden, dan terug te komen op een snelle belofte, uitgesproken onder invloed van zijn opgewekte begeerte (Mk 6:21-27).

Jk 1:23-24. Johannes had hem de spiegel van het Woord voorgehouden. Herodes had er even in gekeken. Hij had gezien wie hij was, maar hij was weggegaan en vergeten hoe hij er uitzag. Als jij in de Bijbel leest, moet je dat niet snel, maar rustig doen. Als je vlug, vlug, even wat leest, kijk je niet echt in de spiegel. De Bijbel moet gelegenheid krijgen je te laten zien wie je bent en wat God van je verwacht, opdat je je leven aan Zijn wil aanpast.

Jk 1:25. Daarvoor moet je kijken in “de volmaakte wet, die van de vrijheid”. De volmaakte wet is niet een serie regels en geboden die God als Zijn eisen op je legt. Met de volmaakte wet wordt het hele Woord van God bedoeld. Dat Woord van God houdt jou de wet, dat wil zeggen de wetmatigheid, van de vrijheid voor. Wie het ingeplante Woord met zachtmoedigheid heeft ontvangen, zal de vruchten van dat Woord vertonen. Dat is een wetmatigheid, een proces dat niet anders kan verlopen.

Je ziet dat volmaakt in het leven van de Heer Jezus. De wet van God was in Hem (Ps 40:9) en die wet sloot helemaal aan bij Zijn verlangen om de wil van God te doen. Een voorbeeldje kan dit misschien verduidelijken. Als ik een van mijn kinderen het bevel geef: ‘Eet die koekjes op’, doet hij of zij dat graag, want het is helemaal in overeenstemming met zijn of haar verlangen. Uit liefde gehoorzamen en dingen doen die je van nature graag doet, geeft de grootst mogelijke voldoening.

Jakobus voegt eraan toe dat je daar wel bij moet blijven, dat wil zeggen dat je moet volharden. Dan zul je “gelukkig zijn” in wat je doet, het geeft je het gevoel van geluk. Het betekent niet dat alles lukt wat je doet, maar dat je geluk beleeft bij wat je doet.

Jk 1:26. Jakobus komt terug op de tong. De tong is de belangrijkste graadmeter van wat er in het hart van de mens is. De Heer Jezus zegt zelfs dat we worden gerechtvaardigd of veroordeeld naar onze woorden (Mt 12:37). Als je je tong in toom weet te houden, ben je ook in staat om op de goede wijze God te dienen. Maar wie meent godsdienstig te zijn, wie meent dat God toch wel tevreden mag zijn met de wijze waarop hij Hem dient, terwijl er van zijn tong een waterval aan woorden komt, bedriegt zijn eigen hart (Sp 13:3; Sp 10:19).

Waarom is Jakobus zo scherp in zijn veroordeling van de tong? Dat zal hij in Jakobus 3 indringend vertellen. Hier al mag duidelijk zijn dat het hem niet om mooie woorden gaat, maar om daden. Hij zegt als het ware: ‘Laat maar zien wat godsdienst voor jou betekent. Al dat gepraat, daar heb ik niets aan.’ Wie veel praat, maar niet tot daden komt, heeft een ‘inhoudsloze godsdienst’. Hij denkt misschien wel dat hij het geweldig doet, maar het stelt niets voor.

Jk 1:27. Hoe het dan wel moet, vertelt Jakobus in het laatste vers van dit hoofdstuk. Het gaat om “reine en onbevlekte godsdienst voor God en de Vader”. Al het dienen van God moet gebeuren in reinheid van hart. Er mogen geen onoprechte motieven een rol in spelen. Ook de dienst zelf moet gebeuren zonder dat die wordt bevlekt door het gebruik van ongepaste middelen. God dienen betekent dat God in het middelpunt staat. Hij bepaalt hoe er wordt gediend.

Als je weduwen en wezen in hun verdrukking bezoekt, toon je hun Gods Vaderliefde. Hij is immers de Vader van de wezen en de Rechter van de weduwen (Ps 68:6; Ps 146:9). Gods liefde gaat uit naar de hulpelozen en minderbedeelden. Hen bezoeken in hun verdrukking is meer dan alleen je belangstelling voor hen tonen. Het wil zeggen dat je probeert jezelf in hun omstandigheden te verplaatsten om op die manier uiting te geven aan je bewogenheid met hen.

Dit is echter niet de enige manier waarop ‘reine en onbesmette godsdienst voor God en de Vader’ inhoud krijgt. Als dat zo zou zijn, zou het christendom niet meer dan een sociaal programma zijn. God is niet alleen liefde, Hij is ook licht. Vandaar dat Jakobus eraan toevoegt dat je jezelf ook “onbesmet van de wereld te bewaren” hebt. Ware godsdienst verliest het karakter van de wereld niet uit het oog, maar bedenkt dat de wereld de Heer Jezus heeft verworpen. De wereld ligt in het boze (1Jh 5:19). Jij bent eruit verlost (Gl 1:4), je hoort er niet meer bij.

Om God te dienen kun je er ook niets van gebruiken. Alles wat je van de wereld zou willen gebruiken alleen om je verblijf erin zo aangenaam mogelijk te maken, doet God oneer aan. Zijn beoordeling van de wereld moet bepalend voor je zijn als het gaat om je omgang ermee, zoals ook Zijn zorg voor de weerlozen in die wereld bepalend moet zijn voor je zorg voor hen.

Lees nog eens Jakobus 1:19-27.

Verwerking: Hoe breng jij in praktijk wat Jakobus in dit gedeelte zegt?

Copyright information for DutKingComments