James 4:10

Opdrachten

Jk 4:7. Om de genade van God te ontvangen is de juiste gezindheid, die van nederigheid, nodig. Die kun je laten zien door je te onderwerpen aan God. Daar roept Jakobus toe op. Deze oproep heb je voortdurend nodig. Het gaat erom dat je niet meer zelf de controle uitoefent over je begeerten en je hele leven, maar dat je alles loslaat en in Gods hand legt. Gegarandeerd dat je dan Zijn genade zult ervaren om vanuit dat besef van genade te leven.

Denk niet dat je vervolgens gemakkelijk achterover kunt leunen omdat de rest van je leven dan wel op rolletjes zal lopen. Nee dus. Reken er maar op dat de duivel actief wordt als jij de Geest Die in jou woont in je laat werken. Om hem in zijn activiteit te stoppen moet je hem weerstaan. Het is de duivel erom te doen dat je weer onafhankelijk van God gaat handelen. Als je je onderwerpt aan God, zul je hem kunnen weerstaan. De duivel ontmoet dan niet een zwak mens, maar de almachtige God en voor Hem gaat hij op de loop.

De Heer Jezus is het volmaakte voorbeeld van onderwerping aan God. Er was bij Hem niets waarvoor Hij Zich moest vernederen, want Zijn hele leven was een volkomen onderwerping aan God. Die onderwerping bracht Hem in de woestijn. Daar zie je hoe Hij de duivel weerstond, toen deze naar Hem toe kwam om Hem te verzoeken (Mt 4:1-11). Je leert van de Heer Jezus dat je de duivel kunt weerstaan door het gebruik van het Woord van God. Je ziet het weerstaan ook in het leven van Abraham als de koning van Sodom bij hem komt met zijn list (Gn 14:21-24).

Jk 4:8. Om de duivel te weerstaan moet je in het heiligdom zijn. Daar zie je de grootheid en sterkte van God. Daarom word je aangespoord om tot God te naderen. Het is wel belangrijk dat je in geloof nadert (Hb 11:6). Als je dat doet, doe je de ervaring op dat God tot jou nadert. Hij zal je laten merken dat Hij het voor je opneemt tegen de macht van de vijand. Het zijn in de tegenwoordigheid van God vraagt een praktijk die met Gods heiligheid in overeenstemming is. Je onderwerping aan God moet blijken uit je daden. Daarvan spreken je handen. Je handen laten aan de mensen om je heen zien wat je doet.

Bedenk wel dat je handelingen voortkomen uit je hart. Je hart zet je handen aan tot daden. Om in Gods tegenwoordigheid te zijn en Zijn bescherming te ervaren moeten je handen gereinigd zijn. Dat wil zeggen dat je uit je leven moet hebben weggedaan wat er niet in thuis hoort. Je kunt moeilijk bij God komen, terwijl er dingen in je leven zijn, waarvan je weet dat God je daarop aanspreekt. Het zal eerder zo zijn, dat bepaalde kwalijke praktijken die je nog handhaaft je de lust ontnemen om tot God te naderen.

Omdat een mens toch in staat is om God in een verkeerde gezindheid te naderen (Lk 18:10-12), wijst Jakobus ook op de gesteldheid van het hart. Je hart moet gezuiverd zijn van elke bijbedoeling. Jakobus heeft het er al over gehad dat je verkeerd kunt bidden, dat wil zeggen bidden met verkeerde bedoelingen (Jk 4:3). Nu roept hij op je hart te zuiveren van die verkeerde bedoelingen. God “vindt vreugde in waarheid in het binnenste” (Ps 51:8). Je kunt je hart zuiveren van verkeerde bedoelingen door oprecht te bidden: “Doorgrond mij, o God, en ken mijn hart, beproef mij en ken mijn gedachten. Zie of er bij mij een schadelijke weg is en leid mij op de eeuwige weg” (Ps 139:23-24).

Jakobus spreekt zijn lezers aan als “wankelmoedigen”. Moet hij jou ook zo aanspreken? Een wankelmoedige is een persoon met een ‘dubbele ziel’, zoals er letterlijk staat. Het duidt op het hinken op twee gedachten als je twee keuzen worden voorgehouden. Je wordt tussen beide keuzen heen en weer geslingerd, terwijl je innerlijk weet wat de goede keus is.

Een goede illustratie daarvan vind je in de geschiedenis van Elia op de Karmel. Het volk van God bevindt zich onder aanvoering van Achab en Izebel in de macht van de afgodendienst en Elia dient de ware God. Als Elia Achab uitdaagt tot een treffen tussen God en de afgoden, roept hij het volk en de valse profeten op de berg Karmel bijeen. Als dan het volk tot Elia nadert, zegt hij: “Hoelang hinkt u nog op twee gedachten” (1Kn 18:21)?

Heb jij je definitieve keus al gemaakt, of hink je nog op twee gedachten? Laat je door Jakobus gezeggen en maak schoon schip met je leven als er dingen zijn, waarvan je weet dat die je dienst voor God in de weg staan.

Zoals je in de eerste verzen van deze brief hebt gelezen, schrijft Jakobus aan het geheel van Gods oude volk, de twaalf stammen. Van dit volk zijn velen niet wedergeboren. Hij zegt tegen het volk in zijn geheel dat ze ellendig moeten zijn en moeten treuren en wenen. Het is een misrekening met fatale gevolgen als iemand meent dat hij door het loutere feit dat hij als Israëliet geboren is, automatisch in de zegeningen van Gods volk zal delen.

Het is een misrekening van de bovenste plank die je ook terugziet in de christenheid. Heel wat mensen rekenen zichzelf tot Gods volk en menen dat ze christen zijn, louter en alleen omdat ze door hun doop tot een kerk of gemeente behoren of omdat ze christelijke ouders hebben. Op hen is het woord van de Heer Jezus van toepassing dat ze ellendig en jammerlijk en blind en naakt zijn (Op 3:17).

Jk 4:9. Het is van levensbelang dat zulke mensen de ellende van hun situatie inzien. Wie oog krijgt voor het ware gezicht van de wereld, zal zich zijn ellende bewust worden. De wereld is een systeem dat als een kermis functioneert. Er is plezier voor iedereen, maar het is een kermis van de dood. Gods oordeel komt daarover. Wie maar even nadenkt, voelt de leegte. Zolang iemand in de wereld tussen zijn zogenaamde vrienden is, houdt hij zich groot. Hij lacht en drinkt mee, alsof het leven een groot feest is, maar thuis, op zijn kamer, is hij er ellendig aan toe. De eenzaamheid overvalt hem.

Als hij maar eens eerlijk tegen het leven zoals hij dat leeft, zou durven en willen aankijken. Dan zou hij tot de conclusie komen er niet langer deel van te willen uitmaken. Het zou gaan doordringen dat Gods oordeel erover komt. Ook zou hij beseffen dat Gods oordeel ook over hem moet komen. Zijn leven is immers een drama, vol ellende en walgelijke daden. Terecht ontstaat er vrees voor Gods oordeel.

Jk 4:10. Als dat wordt erkend, is de weg naar de zegen ingeslagen. Die weg begint met het erkennen van de eigen hopeloze situatie zonder enige mogelijkheid zichzelf daaruit te bevrijden (Lk 15:14-20). Dan is het over en uit met het lachen waarmee hij zichzelf voor de gek heeft gehouden alsof het allemaal leuk was. Wie zichzelf leert zien in Gods licht, kan niet anders dan treuren en wenen. Er komt berouw en een verlangen naar vergeving. Het holle plezier van de wereld, het lachen zonder echte blijdschap, verandert in treuren en verslagenheid. De zondaar vernedert zich voor de Heer.

Als hij eenmaal op dat punt is aangekomen, krijgt hij de verzekering dat de Heer hem zal verhogen. Het is een opmerkelijke belofte voor een berouwvolle zondaar. Hij zal delen in de verhoging van de Heer Jezus, Die Zichzelf vrijwillig heeft vernederd. God zal met de berouwvolle zondaar doen wat Hij met de Heer Jezus heeft gedaan – Hem verhogen – als de zondaar doet wat de Heer Jezus heeft gedaan – Zichzelf vernederen.

De oproep is behalve op de onbekeerde zondaar ook van toepassing op hen die wedergeboren zijn. De situatie om je heen geeft geen aanleiding tot uitingen van vreugde, maar veelmeer tot uitingen van verdriet. Tot hen die daarvoor geen gevoel meer hebben, komt dezelfde vermaning als tot de zondaar die er helemaal in leeft.

In de ‘zaligsprekingen’ spreekt de Heer Jezus een speciaal ‘gelukkig’ uit over ‘zij die treuren’ (Mt 5:4). Dat zijn volgelingen van Hem die aanvoelen hoezeer alles in de wereld in opstand is tegen Hem. Zij delen in Zijn gevoelens over de opstandigheid van de wereld en het verzet tegen wat van Hem is. Daartegenover wil Hij hun Zijn blijdschap geven (Jh 15:11). Dat is een blijdschap die zijn oorsprong vindt in die andere wereld waarvan Hij het middelpunt is. Deze blijdschap ervaar je als je met anderen deelt wat je in de Heer Jezus hebt gevonden (1Jh 1:3-4).

Als je in de wereld leeft, deel je wel eens wat met anderen, maar raak je altijd kwijt wat je deelt. Alles wat je in de wereld van de Heer Jezus met anderen deelt, verrijkt je geestelijk leven. Wat je deelt, ben je niet kwijt en de winst verlies je nooit en neemt alleen maar toe.

Lees nog eens Jakobus 4:7-10.

Verwerking: Welke opdrachten (het zijn geen vriendelijke verzoeken!) geeft Jakobus in deze verzen? Welke daarvan gelden voor jou?

Copyright information for DutKingComments