Jeremiah 13:17

Waarschuwing tegen trots

De moeilijkheden ontstaan als Gods volk in plaats van te luisteren naar de HEERE en ter ore te nemen wat Hij gesproken heeft, uit de hoogte doet (Jr 13:15). Hoogmoed is de oerzonde en voert tot het doen van de eigen wil. Als “de HEERE heeft gesproken”, moet dat het einde zijn van alle eigendunk en eigen handelen. Maar Gods volk trekt zich niets aan van wat de HEERE heeft gesproken en handelt uit de hoogte.

In Zijn genade wijst Hij daar nog een keer op. Jeremia roept op om de HEERE, hun God, eer te geven (Jr 13:16), wat betekent dat ze hun zonden belijden (vgl. Jz 7:19). Ze moeten hun trots opgeven. Als het volk dat niet doet, zal het duister worden, dat wil zeggen geestelijk duister. Iemand die zich in duisternis bevindt, kan zich niet oriënteren. Ze zullen niet weten hoe ze moeten wandelen zonder zich te stoten (Jh 11:10).

Zelfs als het nog maar schemert en het dus nog niet volslagen duister is, zullen hun voeten zich nog stoten aan de bergen. Als ze merken dat de duisternis hen omgeeft en ze verlangend naar licht uitzien, zal de HEERE hun licht maken tot een schaduw van de dood en het veranderen in donkerte. Dat is omdat ze het licht, de uitkomst uit hun nood, niet bij Hem, maar bij anderen zoeken.

Wie het licht weigert en de duisternis kiest (vgl. Jh 3:19-20), wordt overgegeven aan de duisternis die hij heeft gekozen. Zo zal het, in een nog verschrikkelijker zin, met de zeer begenadigde christenheid gaan, nadat de gemeente is opgenomen om voor altijd met de Heer te zijn. Dan “zendt God hun een werking van [de] dwaling om de leugen te geloven, opdat allen geoordeeld worden die de waarheid niet hebben geloofd, maar een welgevallen hebben gehad in de ongerechtigheid” (2Th 2:11-12).

Jeremia wordt opnieuw overweldigd door de hardnekkige opstandigheid en hoogmoed van het volk (Jr 13:17). Hij voelt de zonde van zijn volk diep in zijn binnenste. Hij kan aan zijn smart niet openlijk uiting geven, want ze zouden het niet begrijpen. Hij geeft op verborgen plaatsen uiting aan zijn intense verdriet. Paulus heeft ook intens verdriet over het verval van de gemeente, dat blijkt uit het zoeken van de eigen belangen (Fp 3:18-19). Voelen wij eenzelfde verdriet en huilen wij daar in het verborgen over als we zien dat gelovigen een eigenzinnige weg gaan?

Jeremia ziet al in de geest dat “de kudde van de HEERE” gevangen is weggevoerd. Hij ziet hoe zijn profetie uitkomt. Dat vervult hem echter niet met een zekere genoegdoening, maar met diep verdriet. Zijn diepe liefde voor zijn volk blijkt uit zijn diepe emoties. Het is de diepe liefde die hij deelt met de HEERE, Die de grootste smart draagt over wat Hij Zijn volk, Zijn kudde, moet aandoen. De uitdrukking ‘kudde’ geeft aan dat de HEERE steeds als een Herder voor Zijn volk gezorgd heeft, maar dat zij onwillige schapen zijn die Zijn zorg verwerpen.

Copyright information for DutKingComments