Jeremiah 14:21

Belijdenis en gebed om hulp

Hoewel Jeremia van de HEERE niet voor dit volk mocht bidden (Jr 14:11), kan hij het bij de aanblik van de ellende van zijn volk niet laten Hem ervoor te bidden (Jr 14:19). De HEERE is zijn enige toevlucht in zijn nood. Hij roept de vraag tot de HEERE of Hij Juda dan helemaal verworpen heeft en of Zijn ziel dan werkelijk walgt van Sion. Dit is een derde ‘waaromvraag’. De eerste is: waarom laat God de goddelozen in vrede (Jr 12:1); de tweede is waarom de HEERE Zich voor de getrouwen als een vreemde houdt (Jr 14:8). De derde is de vraag naar de tucht die over het volk komt, waarom dat gebeurt.

Hij kan zich niet voorstellen dat de HEERE van Sion, dat Hij zo liefheeft en waarin Hij Zich zo heeft verheugd, nu een walging heeft. Wat is er de reden van dat Hij hen zo heeft geslagen dat er geen genezing meer voor hen mogelijk is (vgl. 2Kr 36:16)? Aan het woord “ons” zien we dat Jeremia de plaats van het berouwvolle deel van het volk inneemt en zich daarmee vereenzelvigt.

Het volk ziet wanhopig uit naar vrede, maar die is in de verste verte niet te ontdekken. Er is niets goeds waaraan ze enige hoop op verbetering van de situatie kunnen ontlenen. Genezing is ook nergens te vinden. In plaats daarvan zien ze alleen nog maar meer verschrikking. Het uitzien naar vrede is tevergeefs omdat het volk de HEERE heeft verlaten. Daarom is er ook verschrikking in plaats van genezing.

Niemand dan Jeremia weet beter waarom God Zijn volk zo heeft geslagen en er geen genezing is. Hij geeft dan ook zelf het antwoord: het is vanwege hun goddeloosheid en ongerechtigheid (Jr 14:20). Hij belijdt de ongerechtigheid van hun vaderen en dat ze ook zelf tegen de HEERE hebben gezondigd. Tegelijk kan hij gewoon niet geloven dat de HEERE een definitief einde aan Zijn volk heeft gemaakt, dat Hij hen voorgoed heeft verworpen.

Daarom doet hij een beroep op de Naam van de HEERE, op Zijn heerlijke troon en op Zijn verbond met Zijn volk (Jr 14:21). In het gedrag van het volk is geen verandering, maar toch ook niet in de HEERE? Hij kan toch vanuit Zijn eigen Naam en Zijn eigen regering en Zijn eigen verplichtingen Zijn volk zegenen? Ja, dat kan Hij, maar dat moet wel op een rechtvaardige grondslag. Die grondslag heeft Hij in Christus en Zijn werk op het kruis.

De enige hoop van Jeremia is de HEERE, Die hij vergelijkt met de nietigheden, dat zijn de afgoden, van de heidenvolken (Jr 14:22). De afgoden kunnen niets aan regen geven – er is steeds nog die vreselijke droogte. Dat kan alleen de HEERE, Die de God van Zijn volk is (Jb 38:25-28). Daar ligt de hoop van Jeremia en van het overblijfsel en daarom zien ze, “wij”, naar Hem uit, naar Hem Die “al deze dingen doet”, Die alleen regen en zegen kan geven.

Copyright information for DutKingComments