Jeremiah 18:16

De wispelturigheid van Juda

De HEERE spreekt er Zijn verbazing over uit hoe een volk zo kan reageren (Jr 18:13). Hij wil dat ze onder de heidenvolken zullen vragen of ze daar wel eens zo iets afschuwelijks hebben gehoord als wat Juda heeft gedaan. De heidenen zijn in elk geval consequent in hun afgoden en veranderen niet gedurig van afgod. Het is dan ook ongehoord, zelfs onder de heidenen, wat Israël heeft gedaan. Israël wordt hier “de maagd Israël” genoemd. Zo heeft de HEERE haar bedoeld, maar ze heeft overspelig hoererij bedreven met de afgoden en die haar liefde verklaard.

Ook de natuur, die onder Gods bevel staat, is consequent in haar gedrag, in dit geval in het geven van verkwikking (Jr 18:14). Is de sneeuw van Libanon ooit opgehouden met het leveren van koud, stromend water? Met andere woorden, is Zijn genadige voorziening voor hun verfrissing mislukt, dat zij Hem hebben vergeten en reukoffers aan een nietigheid hebben geofferd?

Ondanks al Gods zorg voor hen heeft Zijn volk Hem vergeten (Jr 18:15). Deze ‘vergeetachtigheid’ is een schuldig verlaten van de HEERE. Op deze zonde volgt direct een tweede zonde, die van de afgodendienst. Hun godsdienst is verworden tot afgodendienst. Aan die nutteloze afgoden hebben ze hun reukoffers gebracht, de offers die lekker ruiken.

Door deze handelwijze zijn ze gestruikeld op hun wegen. Hun wandel is niet standvastig, ook al gaan ze op aloude paden, dat zijn de paden van het verbond van de wet. Oude godsdienst is waardeloos als het niet meer dan traditie is en het hart er buiten staat. De oude paden bevallen dan ook niet meer. Dan gaat het volk op paden die ongebaand zijn, die God niet heeft aangewezen, paden die niet naar Zijn Woord zijn.

Een “ongebaande weg” is een weg die aantrekkelijk lijkt, maar onbekend is. Het is een weg vol gevaren om te struikelen en er zelfs op om te komen. Het is de weg van een eigenwillige godsdienst, een godsdienst die is versierd met allerlei leuke dingen. We moeten op de gebaande wegen van het Woord zijn.

Door de oude paden van Gods wet te verlaten en eigen wegen te gaan is het land tot een verschrikking geworden (Jr 18:16). Er is ook geen enkel heil te verwachten en geen enkele aantrekkelijkheid voor anderen. Niemand wil er wonen. Dat hebben zij van Gods land gemaakt. Hierover moet God Zijn tucht brengen.

Hij zal de vijand als een oostenwind sturen (Jr 18:17; vgl. Jr 4:11-12; Jr 13:24). De oostenwind jaagt het zand op en verstrooit het. Zo zal de vijand Zijn volk opjagen en verstrooien. Ze zullen voor hem moeten vluchten. De HEERE zal hun Zijn nek laten zien. Zij hebben hun nek tegen Hem verhard, nu keert Hij hun Zijn nek toe, dat wil zeggen Zijn vaste voornemen om hen te straffen voor hun opstandige en afvallige gedrag. Dat zal de dag van hun ondergang zijn.

Copyright information for DutKingComments