Jeremiah 22:24

De verwerping van Chonia (Jojachin)

Chonia, de zoon Jojakim (Jr 22:24) en kleinzoon van Josia, is net zo slecht als zijn voorgangers. De HEERE kan hem niet handhaven op de troon van David. Al zou hij een zegelring aan de rechterhand van de HEERE zijn (vgl. Hg 2:24), vanwege zijn gedrag zou Hij hem afrukken. Een zegelring is ten nauwste aan de persoon verbonden en drukt gezag uit. Met een zegelring worden brieven verzegeld. De rechterhand stelt kracht voor en de plaats aan de rechterhand is de plaats van eer.

Het oordeel over hem staat vast (Jr 22:25). De HEERE zal hem niet meer beschermen. Hij trekt Zijn handen van hem af en geeft hem in de hand van Nebukadnezar en zijn volk. Zijn moeder, die hem zal hebben gesteund in zijn goddeloze regering, zal hetzelfde lot ondergaan (Jr 22:26). Jeremia noemt deze deportatie hier voor de tweede keer (Jr 13:18-19). Van een terugkeer naar het beloofde land is geen sprake, hoezeer ze daarnaar ook zullen smachten (Jr 22:27).

De HEERE stelt enkele vragen over Chonia (Jr 22:28). Die vragen zijn bedoeld om tot nadenken te brengen. Wat voor man is Chonia? Is hij onbruikbaar of waardeloos? Hoe komt het dat hij en zijn nageslacht met kracht zijn verwijderd uit hun land en terechtgekomen zijn in een vreemd land? Wie het antwoord op deze vragen geeft, zal erdoor worden gewaarschuwd om dicht bij de HEERE te blijven en Hem niet ontrouw te worden, want anders zal hij delen in het lot van Chonia. Dwars tegen dit oordeel van de HEERE in hechten sommigen in hun dwaasheid wel waarde aan Chonia (Jr 28:1-4).

Na de indringende vragen roept de HEERE het hele land op om naar Zijn woord te luisteren (Jr 22:29). De HEERE roept drie keer de naam van hen die Hij aanspreekt. Als een naam twee keer wordt genoemd, is dat al indringend. Hier gebeurt het drie keer. Dan is het wel heel indringend.

Het woord van de HEERE voor het land gaat erover hoe “deze man” – de HEERE noemt niet eens meer zijn naam – herinnerd moet worden (Jr 22:30). Het is een man die als kinderloos in de geschiedenisboeken moet worden ingeschreven en die ook niet voorspoedig is in zijn dagen. Zijn gedachtenis is een afschrikwekkend voorbeeld voor allen die over hem lezen. Hij heeft wel kinderen (1Kr 3:17), maar voor zijn nageslacht is geen hoop op voorspoed en geen hoop op regering. Er is geen verbinding met de troon van David.

Hoe kan het dan zijn dat deze Chonia of Jechonia toch voorkomt in het geslachtsregister van de Heer Jezus dat in Mattheüs 1 wordt gegeven (Mt 1:11)? Omdat in Mattheüs 1 het wettelijk recht op de troon wordt gegeven. Als we dit geslachtsregister volgen, zien we dat na Chonia niemand uit de lijn van David via Salomo op de troon heeft gezeten. Zerubbabel, de kleinzoon van Jechonia (Mt 1:12), komt met het overblijfsel terug uit Babel en wordt gouverneur over Juda (Ea 3:2; Hg 1:1), maar is nooit koning. Juda en Israël hebben nooit meer een koning gehad sinds Zedekia, de laatste koning van Juda, als gevangene naar Babel is gevoerd. Met Chonia eindigt de koninklijke lijn van nakomelingen van David via Salomo die op de troon van de HEERE hebben gezeten.

Er is echter een ander geslachtsregister dat loopt van David via Nathan. Daarom hebben we twee geslachtsregisters van de Heer Jezus in het Nieuwe Testament. Mattheüs geeft het geslachtsregister van de Heer via Davids zoon Salomo (Mt 1:1-15) en Lukas geeft het geslachtsregister van de Heer via Davids zoon Nathan (Lk 3:23-38). Het geslachtsregister van Mattheüs eindigt met “Jozef, de man van Maria, uit wie Jezus is geboren, Die Christus wordt genoemd” (Mt 1:16). Daaruit blijkt duidelijk dat de Heer Jezus geen lichamelijke nakomeling van Chonia is.

De Heer Jezus heeft recht op de troon en zal regeren over een boetvaardig volk. Hij is echter niet geboren uit de lijn van Chonia, dat is de lijn van David die via Salomo loopt, maar Hij is geboren uit Maria, die stamt uit de lijn van David die via Nathan loopt (Lk 3:23-38). Hij is niet verwekt door Jozef. Zoals al gezegd, stamt Jozef wel uit de lijn van David, maar dan via Salomo en vervolgens ook via Chonia (Mt 1:7; 12; 16). Jozef is niet de lijfelijke vader van de Heer Jezus. De Heer Jezus is verwekt door de Heilige Geest en daardoor als Mens de Zoon van God (Lk 1:35). Dit onderstreept het belang van de maagdelijke geboorte.

Hierdoor zijn de beloften van de HEERE aan David en Salomo volledig vervuld. Aan David is beloofd dat zijn huis en zijn troon voor eeuwig zullen blijven (2Sm 7:15-16). Aan die beloften zijn geen voorwaarden verbonden. Aan Salomo is beloofd dat zijn troon voor eeuwig zal zijn, met daaraan verbonden de voorwaarde dat hij trouw moet blijven (2Sm 7:13-14). Dat is hij niet gebleven en daardoor heeft hij het koningschap verspeeld. Beide woorden van de HEERE zijn in vervulling gegaan.

In geestelijk opzicht is er nog een ernstige les te leren uit het oordeel over Chonia dat hij als kinderloos te boek zal staan. Ieder die gered is door het bloed van Christus, behoort ernaar te verlangen mensen voor Hem te winnen. Wie Christus kent, heeft een schat die hij mag doorgeven aan mensen die Hem niet kennen, opdat ze gered worden van een eeuwigheid zonder Christus. Wie zich aan die opdracht onttrekt, zal ook als ‘kinderloos’ te boek komen te staan. Hij zal niet op geestelijk nageslacht kunnen wijzen en dat zal een groot gemis zijn, zowel voor hemzelf als voor Christus.

Copyright information for DutKingComments